Regelingsmodus 3 : Regeling van de luchtvochtigheid
16
Hoofdstuk 5 Regelingsmodi
Max RV
De functies bevochtiging en ontvochtiging kunnen simultaan worden gebruikt.
De mogelijkheid bestaat om een neutrale zone in te stellen tussen beide.
De transmitter van de vochtigheid moet voorzien zijn van een uitgang 0...10 V DC, bv.:
HRT, HRT250 of HRT350
HDT2200 ou HDT3200
DI1, startsignaal
De normale regelingsmodus treedt in werking als deze ingang is geactiveerd, d.w.z. gesloten.
De regelaar zet de uitgangen opnieuw op nul als het signaal gedesactiveerd is.
Maximumdrempel, maximum RV
De maximumdrempel dient om de vochtigheid in het pulsiekanaal te bepreken en kan
bijvoorbeeld dienstdoen in een bevochtigingstoepassing met een omgevingssonde.
Plaats een hygrostaat van het type aan/uit (bv. HMH) in het kanaal van de luchttoevoer en
verbindt deze op het circuit met het startsignaal op D11 om deze drempelwaarde te creëren.
De hygrostaat is normaal gezien gesloten.
Als de vochtigheid toeneemt en de max. drempelwaarde overschrijdt, opent het contact zich,
waardoor de uitgang van de vochtigheid op nul wordt gezet.
Voorbeeld van bekabeling : Gecombineerde bevochtiging / ontvochtiging
-
Bevochtiger
+
-
Ontvochtiger
+
RV
Transmitters van de omgevingsvochtigheid
Transmitter in het kanaal
G
1
G0
2
3
Startsignaal
41
DI+
42
DI1
43
UI+
44
UI1
20 A
GND
21 AO1
A
50
GND
22 AO2
AI1 51
SPI 52
Optigo OP5 – Gebruikershandleiding
24 V AC
% RV
G0
Vochtigheidssonde
G
Y
HMH Hygrostaat D
met max. drempelwaarde