14
Hoofdstuk 5 Regelingsmodi
Kleppenregister
In installaties met kleppenregisters is het aanbevolen om een minimum drempelwaarde aan
verse lucht te kunnen regelen. In configuraties nrs 6 en 7 heeft u de mogelijkheid om een
minimum drempelwaarde in te stellen voor het uitgangssignaal van het kleppenregister. In dit
geval, kan de uitgang van het kleppenregister niet zakken onder de ingestelde waarde bij
normaal functioneren van de installatie. Als de installatie echter uitgeschakeld is, komt het
signaal opnieuw op nul (d.w.z. als DI1=0).
Als de uitgang is geconfigureerd voor de combinatie "Verwarming–Kleppenregisters", is het
kleppenregister volledig geopend als de temperatuur boven de drempelwaarde stijgt. Als de
vraag naar verwarming toeneemt, sluit eerst het kleppenregister (AO2) totdat de ingestelde
minimumwaarde wordt bereikt voordat de uitgang van de verwarming (AO1) toeneemt.
Als de uitgang is geconfigureerd voor de combinatie "Koeling–Kleppenregisters", is het
kleppenregister volledig geopend als de temperatuur onder het instelpunt valt. Als de vraag
naar verwarming toeneemt, sluit eerst het kleppenregister (AO2) totdat de ingestelde
minimumwaarde wordt bereikt voordat de uitgang van de koeling (AO1) toeneemt.
Extern instelpunt
Vanaf revisie 18 kan er een potentiometer voor het externe instelpunt PT1000 worden
gebruikt, bv. TG-R4/PT1000 of TBI-PT1000. De potentiometer voor het instelpunt is
aangesloten op de klemmen 52 SPI en AGND (referentieklem voor de analoge
uitgangen). Voor meer informatie aangaande de configuratie en het lezen van het instelpunt,
zie hoofdstukken 7 en 8.
Voorbeeld van bekabeling : Verwarming/ koeling met change-over functie
G0
G
Y
G 1
G0 2
3
DI+ 41
DI1 42
UI+ 43
UI1 44
20
A
GND
21
AO1
A
50
GND
22
-
AI1 51
SPI 52
Optigo OP5 – Gebruikershandleiding
24 V AC
Startsignaal
+
-
° C
3 TG-R4/D
4 PT1000