4 Montage
83302007 1/2019-04 La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Stookoliebrander WL20/1-C
4 Montage
4.1 Montagevoorschriften
Brandertype en arbeidsveld
Brander en warmtegenerator moeten op elkaar afgestemd zijn.
Brandertype en brandervermogen controleren.
Opstellingsruimte
Voor de montage ervoor zorgen dat:
de plaats voor de normale positie en servicepositie volstaat [hfst. 3.4.7];
de verbrandingsluchttoevoer voldoende is, evt. verbrandingsluchtaanzuiging
installeren.
Warmetegenerator voorbereiden
De bemetseling 3 mag niet verder komen dan de voorkant van de vlamkop. De
bemetseling mag wel conisch (min 60°) verlopen.
Bij warmtegeneratoren met watergekoelde voorwand kan afgezien worden van de
bemetseling, voor zover de ketelfabrikant geen andere instructies geeft.
Na de montage, ringspleet 4 tussen vlamkop en bemetseling met onbrandbaar,
elastisch isolatiemateriaal vullen. Ringspleet niet bemetselen.
Voor warmtegeneratoren met zeer diepe voorplaat, deur of evt. warmtegeneratoren
met omkeervlam is een vlamkopverlenging nodig. Hiervoor zijn verlengingen van
100, 200 en 300 mm verkrijgbaar. Maat 2 verandert in functie van de gebruikte
verlenging.
1
4
3
2
1 Flensdichting
2 137 mm
3 Bemetseling
4 Ringspleet
(1
Bij een vermogen kleiner dan 70 kW is de maat 150 mm. In dit geval is een
tussenflens noodzakelijk (bestelnr. 240 210 00 027).
18-76
M8
60°
45°
130 mm
(1
170 mm