Functies die ingesteld kunnen worden met
de instelschijf voor belichtingscorrectie
Helderheid instellen (belichtingscorrectie)
U kunt de helderheid van het hele beeld instellen.
Selecteer de correctiewaarde door de
instelschijf voor de belichtingscorrectie
te verdraaien.
• Om het beeld lichter te maken, stelt u een
positieve (+) waarde in.
• Om het beeld donkerder te maken, stelt u een
negatieve (–) waarde in.
• Als een waarde anders dan "0" wordt gekozen,
gaat de markering van de instelschijf voor
belichtingscorrectie branden tijdens het
fotograferen.
C
Belichtingscorrectiewaarde
• Als de belichtingscorrectie op een andere waarde
is ingesteld dan 0.0 in de opnamestand
D (handmatig), dan wordt de belichting niet
gecorrigeerd en de standaardwaarde van de
belichtingsaanduiding gewijzigd.
• Als voor de opnamestand de Vuurwerk
onderwerpstand geselecteerd is (A42), kan de
belichtingscorrectie niet worden gebruikt.
• Als de belichtingscorrectie wordt ingesteld tijdens gebruik van een flitser, wordt de
correctie toegepast op de achtergrondbelichting en de flitssterkte.
C
Belichtingscorrectie tijdens filmopname
• Het bereik van de belichtingscorrectiewaarden dat kan worden ingesteld, ligt
tussen –2 en +2.
• De correctiewaarde kan niet worden gewijzigd nadat de opname is gestart.
• Als de belichtingscorrectie op een andere waarde is ingesteld dan 0.0 als de
Opnamestand (A96) van de aangepaste filminstelling Handmatig is, dan
wordt de belichting niet gecorrigeerd en de standaardwaarde van de
belichtingsaanduiding ook niet gewijzigd.
Markering instelschijf
voor belichtingscorrectie
1/250
1/250
F5.6
F5.6
Belichtingscorrectie-
waarde
1280
1280
1280
69