Scherpstellen
Het scherpstelveld varieert afhankelijk van de opnamestand.
Scherpstellen in A (auto)-stand of u stand
• De camera kiest automatisch een of meer
velden uit de 9 scherpstelvelden met het
onderwerp dat zich het dichtst bij de camera
bevindt wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt. Als het onderwerp is
scherpgesteld, lichten de scherpstelvelden
waarop is scherpgesteld groen op.
• In de stand speciale effecten kan de methode
waarmee de camera het scherpstelveld voor
de autofocus selecteert gewijzigd worden door AF-veldstand (A73) in
het opnamemenu te selecteren.
AF met doelopsporing gebruiken
Als AF-veldstand (standaardinstelling: Centrum (normaal)) in stand A, B, C,
D, E, F of N is ingesteld op AF met doelopsporing, dan voert de
camera de scherpstelling op de hieronder beschreven manier uit als u de
ontspanknop half indrukt.
• De camera detecteert het hoofdonderwerp en
stelt hierop scherp. Zodra het onderwerp
scherp is, licht het scherpstelveld groen op.
Als een gezicht herkend wordt, stelt de
camera automatisch met prioriteit hierop
scherp.
• Als er geen hoofdonderwerp gedetecteerd
wordt, werk de camera op dezelfde manier
als in de A (auto)-stand.
B
Opmerkingen over AF met doelopsporing
• Het onderwerp dat de camera als het hoofdonderwerp beschouwt, kan afhankelijk
van de opname-omstandigheden verschillen.
• Het hoofdonderwerp wordt mogelijk niet herkend wanneer bepaalde instellingen
voor Witbalans of Picture Control gebruikt worden.
• In de volgende situaties herkent de camera het hoofdondwerp mogelijk niet
correct:
- Als het onderwerp zeer donker of licht is
- Als het hoofdonderwerp geen duidelijk gedefinieerde kleuren heeft
- Als de opname zodanig gekadreerd is dat het hoofdonderwerp zich bij de rand
van de monitor bevindt
- Als het hoofdonderwerp is samengesteld uit een herhalend patroon
82
1/250
1/250
1/250
F5.6
F5.6
F5.6
Scherpstelvelden
1/250
1/250
1/250
F5.6
F5.6
F5.6
Scherpstelvelden