UITGAVE 07/2014
GEBRUIKSAANWIJZING
8.2
ONDERHOUD
8.2.1
ONDERHOUDSPERSONEEL
Onderhoudswerkzaamheden moeten regelmatig en zorgvuldig door gekwalifi ceerd en
geïnstrueerd personeel worden uitgevoerd. Over specifi eke gevaren moet tijdens de
instructie informatie worden gegeven.
Tijdens de onderhoudswerkzaamheden kunnen de volgende gevaren optreden:
- Gezondheidsgevaar door inademen van oplosmiddeldampen
- Gebruik van ongeschikt gereedschap en hulpmiddelen
Een competente persoon moet na afl oop van de montage en het onderhoud het apparaat
controleren op een veilige werking.
8.2.2
VEILIGHEIDSTIPS
Houd u aan de veiligheidstips in hoofdstuk 4 en 8.1.2.
Vóór onderhoud
- Spoel en reinig de installatie.
Na het onderhoud
- Voer veiligheidscontroles uit volgens hoofdstuk 8.2.3.
- Stel de installatie in werking stellen en controleer deze op dichtheid conform
hoofdstuk 6.7.
- Eventueel functiecontrole volgens hoofdstuk 11.
Conform de richtlijn voor vloeistofspuitapparatuur (in Duitsland ZH 1/406 en BGR 500
deel 2 hoofdstuk 2.29 en 2.36):
- Vloeistofspuitapparatuur moet indien nodig, echter minimaal elke 12 maanden,
door een deskundige (bijv. een servicemonteur van Wagner) worden gecontroleerd
op een veilige staat.
- Bij stilgelegde apparaten kan de keuring worden uitgesteld tot de eerstvolgende
inbedrijfstelling.
Ondeskundig(e) onderhoud/reparatie!
Levensgevaar en schade aan het apparaat.
BESTELNUMMER DOC2367400
Hoofdstuk 8.1.3.
GEVAAR
Reparaties en vervanging van onderdelen mogen uitsluitend
worden uitgevoerd door een servicecentrum van WAGNER of
door eigen voldoende opgeleid personeel.
Repareer en vervang uitsluitend onderdelen die in het hoofdstuk
"Reserveonderdelen" worden vermeld en zijn bedoeld voor het
apparaat.
Vóór alle werkzaamheden aan het apparaat en bij
werkonderbrekingen:
-Schakel de persluchttoevoer uit.
- Maak het spuitpistool en het apparaat drukloos.
- Borg het spuitpistool tegen ongewenste bediening.
Neem
bij
alle
werkzaamheden
gebruiksaanwijzing en onderhoudshandleiding.
goed
nota
van
de
40