UITGAVE 07/2014
GEBRUIKSAANWIJZING
6.5.1
VENTILATIE VAN DE SPUITCABINE
Giftige en/of ontvlambare dampmengsels!
Gevaar voor vergiftiging en verbranding
6.5.2
LUCHTLEIDINGEN
Gewaarborgd moet zijn, dat er uitsluitend droge, schone verstuivingslucht in het
spuitpistool komt. Vuil en vocht in de verstuivingslucht verslechteren de spuitkwaliteit en
het spuitpatroon.
Slangaansluitingen!
Gevaar voor letsel en schade aan het apparaat.
6.5.3
MATERIAALLEIDINGEN
Openscheurende slang, barstende schroefverbindingen!
Levensgevaar door injectie van materiaal.
BESTELNUMMER DOC2367400
WAARSCHUWING
Gebruik het apparaat in een spuitcabine die voor de gebruikte
stoff en is goedgekeurd.
–of–
Gebruik het apparaat bij een geschikte spuitwand met
ingeschakelde ventilatie (afzuiging).
Neem goed nota van de nationale en plaatselijke voorschriften
met betrekking tot de luchtafvoersnelheid.
WAARSCHUWING
Verwissel slangaansluitingen van materiaalslang en luchtslang
niet.
GEVAAR
Zorg ervoor dat het slangmateriaal chemisch bestand is tegen
de materialen die worden gespoten.
Zorg
ervoor
dat
spuitpistool,
materiaalslang tussen apparaat en spuitpistool geschikt zijn
voor de door het apparaat opgewekte druk.
Zorg ervoor dat op de hogedrukslang de volgende informatie
staat:
- fabrikant
- toegestane werkdruk
- fabricagedatum
schroefverbindingen
en
28