UITGAVE 07/2014
GEBRUIKSAANWIJZING
7.4
WERKZAAMHEDEN
Standen kogelkraan
1
Open: werkstand
2
Dicht: de luchtmotor kan nog onder druk staan.
3
Ontluchten: de werkdruk in de luchtmotor
wordt ontlucht (stuurluchtdruk is nog aanwezig).
1
Borg het spuitpistool en plaats de spuitkop in het
spuitpistool.
2
Open de kogelkraan langzaam.
3
Stel op de drukregelaar de gewenste werkdruk in.
4
Optimaliseer het spuitbeeld volgens de handleiding van het spuitpistool.
5
Start de werkzaamheden.
Aanwijzing: Voor een goede werking is het toegestaan dat de pomp bij gesloten pistool
met 1 - 6
/min. naloopt.
7.5
DRUK AFLATEN/WERK ONDERBREKEN
7.5.1
DRUK AFLATEN/WERK ONDERBREKEN
De drukontlasting moet steeds worden uitgevoerd, wanneer:
- De spuitwerkzaamheden beëindigd zijn.
- De installatie wordt onderhouden.
- Voordat reinigingswerkzaamheden aan de installatie uitgevoerd worden.
- Voordat de installatie naar een andere locatie verschoven wordt.
- Aan de de installatie iets gecontroleerd moet worden.
- Bij het pistool de spuitkop wordt verwijderd.
Neem goed nota van de algemene veiligheidsaanwijzingen in hoofdstuk 4.
BESTELNUMMER DOC2367400
3
2
1
B_04301
36