Montage en inbedrijfstelling
5
Procedure voor de montage en inbedrijfstelling
5.3.3
Elektrische aansluiting
18
•
Het apparaat mag alleen door elektrotechnisch geschoold personeel worden geïn-
stalleerd.
•
Houd u aan de nationale en internationale voorschriften voor de installatie van elek-
trotechnische systemen.
•
Voeding volgens EN 50178, SELV, PELV.
•
Met betrekking tot UL: voor toepassing in een laagspanningscircuit met overstroom-
beveiliging conform UL873 tab. 28.1 of I
stroomkring).
•
Schakel de installatie spanningvrij voor het aansluiten.
•
De uitgangen zijn kortsluitvast.
•
Controleer of de kabels veilig gelegd zijn.
•
De diagnose-eenheid heeft een continue voeding van DC 18 ... 28 V nodig.
4
4
max
2
3
1
7
5
6
1
2
3
Handboek – Diagnose-eenheid DUO10A
= 100/Ub (Ub = spanning van de
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
L+
Out 2
L–
Out 1
Out 3
Out 4
n. c.
59712AXX