Inhoudsopgave
Advertenties
5.2.1
Voorwaarden voor de montage en inbedrijfstelling
Controleer of aan de volgende voorwaarden is voldaan:
•
De diagnose-eenheid DUO10A kan bij normale omgevingscondities met een hoek en
sokkel (zie hoofdstuk 4.2.1 en 4.2.3) aan de reductor worden bevestigd. Om oververhit-
ting te voorkomen mag de diagnose-eenheid bij hoge temperaturen van de omgeving
en/of reductorolie niet direct aan de reductor bevestigd worden.
In het ideale geval wordt de temperatuursensor in een reductor zonder olievulling
gemonteerd. Als de reductor reeds met olie gevuld is, moet deze zodanig gekanteld
worden dat er bij de montage van de temperatuursensor geen olieverlies optreedt.
5.2.2
Benodigde gereedschappen / hulpmiddelen
•
•
Handboek – Diagnose-eenheid DUO10A
De omgevingstemperatuur moet tussen –25 °C en +70 °C liggen. Bij hogere of
lagere omgevingstemperaturen is overleg met Vector Aandrijftechniek noodzakelijk.
een set ring- of steeksleutels;
reinigingsapparatuur voor het geval er bij de montage van de temperatuursensor olie
uit de reductor treedt.
Montage en inbedrijfstelling
Voordat u begint
5
15
Advertenties
Inhoudsopgave
