2.7 Controles en afstellingen (2)
Modulatie met pneumatisch gekoppelde gas-luchtverhoudingsregeling 1:1
Absoluut geregelde gasdruk (bij meetpunt nr. 2)
en luchtdruk (bij meetpunt nr. 4)
Toerental in % van maximum
De waarden in deze grafiek zijn van de Econpact 125C
Zie voor extra informatie figuren pagina 74.
Vermogensturing middels toerental-regeling van de
ventilator
De vermogenssturing van de brander begint bij de ventila-
tor. De elektronica stuurt en controleert het toerental van de
ventilator. Dit toerental varieert tussen de 1.600 en 5.400
omwentelingen per minuut (in de grafiek met de doorge-
trokken lijn aangegeven als percentage van het maximum
toerental).
Omzetting van het druksignaal in een gashoeveelheid
De luchtdruk in de ventilator wordt via de aansluiting op de
ventilator d.m.v. de siliconen slang doorgegeven aan het
gasblok. In het gasblok zit een kamer met een membraan,
waarbij de ruimte aan de ene zijde van het membraan via
de siliconen slang verbonden is met de ventilatorluchtdruk
en de andere zijde met het gas. Het gasblok is zo gemaakt
dat er een druk-evenwicht ontstaat. Dus een bepaalde
luchtdruk (4) aan de ene zijde zorgt voor net zoveel gasdruk
(2) aan de andere zijde. De gasdruk volgt dus de luchtdruk
en de luchtdruk is dus de sturende factor.
Een hogere luchtdruk zorgt via het membraan voor een
hogere gasdruk, zodat de lucht- en gasdruk gelijk blijven.
De juiste gas-luchtverhouding door de combinatie van
gasinspuiter (6) en luchtrestrictiering (7)
De constante verhouding van gas en lucht is mogelijk door
de gekozen afmetingen van de gasinspuiter en de lucht-
restrictie-ring. De diameters van deze twee onderdelen zijn
namelijk zo gemaakt, dat zowel de juiste hoeveelheid lucht
als de juiste hoeveelheid gas naar de brander wordt
gestuurd. Doordat de lucht- en gasdruk bij variatie van het
toerental aan elkaar gelijk blijven, blijft deze gas-luchtdruk-
verhouding gelijk.
DMF04
Instelschroef voor bijstellen van het drukverschil
Als aan de ene zijde van het membraan een bepaalde
druk heerst, komt aan de andere zijde automatisch
dezelfde druk, zodat het drukverschil 0 blijft. Met de
instelschroef (3) wordt dit drukverschil beïnvloed.
Als je bijvoorbeeld een drukverschil van 10 Pascal instelt,
zal het membraan aan de ene zijde altijd 10 Pascal meer
druk hebben dan aan de andere zijde.
•
De bovenste stippellijn in de grafiek: bijv. 10 Pa.
meer gasdruk dan luchtdruk: een rijker mengsel.
•
De onderste stippellijn in de grafiek: bijv. 10 Pa.
minder gasdruk dan luchtdruk: een armer mengsel.
Drukverschilmeting mag alleen op laagstand
Als u het drukverschil instelt of meet, dient dit altijd op
laagstand te gebeuren. In deze stand is een drukverschil
procentueel namelijk veel meer van invloed dan op
vollast:
•
Laagstand (35%):
De gemeten druk is nu bijvoorbeeld 100 Pascal.
Bij een bijstelling van bijv. -10 naar 0 Pascal druk
verschil, maakt 10 Pascal 10% uit van de gemeten
druk.
•
Vollast (100%):
De gemeten druk is nu bijvoorbeeld 800 Pascal.
Bij een bijstelling van bijv. -10 naar 0 Pascal druk-
verschil, maakt 10 Pascal slechts 1,2% uit van de
gemeten druk. Conclusie:
Omdat invloed van 10 Pascal bij laagstand dus 8x
zo groot is dan bij vollast moet altijd op laagstand
gemeten of ingesteld worden!
Zie menu-optie 8 in het gebruikersmenu (blz. 46)
voor de modulatie.
Het ventilatortoerental moet 30 - 40% zijn
Gasregelkraan (5) in de ECONPACT 50-toestellen:
extra afstelling in Nederland niet nodig
De gasregelkraan is een instelbare restrictie voor de
gashoeveelheid en daardoor in feite een extra "instelbare
gasinspuiter". Omdat er in Nederland maar één gassoort
van zeer constante kwaliteit is, hoeft u deze niet te gebrui-
ken. Maar in bijvoorbeeld Duitsland of België, waar de
energiewaarde van het gas per regio kan verschillen, is
bij de inbedrijfname een extra afstelling en controle
noodzakelijk.
Het CO
-cijfer
2
Bij de verbranding van gas komen onder andere CO
H
O vrij. Het CO
-percentage kunt u meten. Als het toestel
2
2
rijker of armer staat afgesteld, varieert ook het CO
percentage. Zie voor meetwaarden pagina 74.
Veiligheid
Het gasblok heeft twee kleppen, die bekrachtigd moeten
worden om open te gaan. Als ze open zijn dient er ook
een luchtdruksignaal te zijn dat via de werking van het
membraan de gashoeveelheid regelt.
125/225/235 C, 127/135 A/C
en
2
-
2
75