5. Werking van het kanon
Pagina 13
5. Werking van het kanon
Wanneer de heater in bedrijf wordt gesteld gaat de elektromotor draaien. De oliepomp die op
de motor is gemonteerd begint met het opzuigen van de brandstof uit de oliepot of de
olietank. (afhankelijk van de installatie van het oliecircuit)
De ventilator zorgt voor de luchtverplaatsing en voor de benodigde zuurstof voor de
verbranding.
Tegelijkertijd met de motor wordt ook de ontsteektransformator in werking gezet. Dit is aan
de voorzijde van het toestel zichtbaar, wanneer men tijdens de start achter in de
verbrandingskamer kijkt. Bij een goede ontsteking is een blauwe vlamboog te zien.
Na ± 13 seconden wordt de spanning (230 V) naar de magneetklep, welke op de
brandstofpomp gemonteerd zit, gestuurd (zie tekening pag.10 of 11)
Door dit spanningscommando zal de klep zich openen. Dit is hoorbaar aan een "tik".
De brandstof wordt vervolgens naar de olieverstuiver gepompt waar deze direct door de
ontsteking zal gaan branden.
Wanneer het toestel brandt, wordt na ± 2 seconden de ontsteking uitgeschakeld.
Dit is ten behoeve van de duurzaamheid van de transformator. Omdat de heater werkt
volgens het zgn. hogedruksysteem is verdere ontsteking niet nodig.
De gehele werking van het toestel wordt automatisch geregeld en bewaakt d.m.v. een
branderautomaat in combinatie met een fotocel.
Mocht er tijdens de start of tijdens bedrijf iets niet in orde zijn, b.v. geen olietoevoer of
zuurstofgebrek, dan zal het toestel direct in storing gaan.
Alle eerder genoemde componenten worden dan automatisch uitgeschakeld, (met
uitzondering van de ventilator) en het toestel gaat uit, het rode storing-signaallampje op de
bedradingkast zal dan oplichten.
Na indrukken van de ontstoringsknop na ongeveer 1 minuut (zie tekening pag.32) begint de
heater z'n werking opnieuw. Is de oorzaak van de storing intussen niet verholpen, dan zal
het toestel echter weer in storing gaan. (let op de veiligheidsvoorschriften)
Voor verhelpen van storingen zie hoofdstuk 9.
Wanneer het toestel uitschakelt of uitgeschakeld wordt, dooft de vlam maar blijft de ventilator
nog ± 1 minuut nakoelen.
Dit wordt geregeld d.m.v. een nakoelthermostaat of een nakoeltimer, welke in de
bedradingkast is gemonteerd.
De nakoeltijd is met deze thermostaat of nakoeltimer in te stellen, maar het is aan te raden
om de gemerkte waarde aan te houden. De nakoeltijd is n.l. al tijdens het proefstoken in de
fabriek afgesteld, waardoor de heater voldoende wordt afgekoeld ter bescherming van de
ingebouwde apparatuur.
Gebruiksaanwijzing P 40 - P 120
Uitgave: 10.04