Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Toegestane Lengte Van De Motorleiding - Mitsubishi Electric FR-E740-016-EC Installatiehandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

3.3.2 Toegestane lengte van de motorleiding

De toegestane lengte van de motorleiding hangt af van de omvang van de omvormer en de gekozen klokfrequentie.
De in de volgende tabel vermelde lengten gelden voor het gebruik van onafgeschermde motorleidingen. Bij gebruik van
afgeschermde motorleidingen moeten de tabelwaarden van de kabellengten worden gehalveerd. Let erop dat hier steeds
de totale lengte van de leidingen wordt bedoeld, d.w.z. dat bij een parallelschakeling van meerdere motoren elke motorlei-
ding geteld moet worden.
Instelling van Pr. 72 PWM-functie
(draagfrequentie)
≤ 1 (1 kHz)
2 tot 15 (2 kHz tot 14,5 kHz)
Toegestane lengte van de motorleiding (FR-E740-095 of groter)
Houd er rekening mee dat de motorwikkeling bij het gebruik van draaistroommotoren via frequentieomvormers aanzienlijk
sterker wordt belast dan bij gebruik via het stroomnet. De motor moet door de fabrikant zijn vrijgegeven voor gebruik met
een frequentieomvormer.
Door de impulswijdtemodulatie van de frequentieomvormer treden afhankelijk van de leidingconstanten bij de klemmen
van de motoraansluiting schokspanningen op die de isolatie van de motor ernstig kunnen beschadigen. Tref bij de aanslui-
ting van een 400-V-motor de volgende maatregelen:
Gebruik een motor met voldoende isolatiebestendigheid en beperk de klokfrequentie via Pr. 72 PWM-functie afhankelijk
van de lengte van de motorleiding.
Draagfrequentie
Beperking van de spanningsoploopsnelheid van de uitgangsspanning van de frequentieomvormer (dU/dT):
Indien een waarde van 500 V/μs of minder i.v.m. de motor moet worden aangehouden, moet in de uitgang van de
omvormer een uitgangsfilter worden geïnstalleerd. Neem hiervoor contact op met uw Mitsubishi-leverancier.
PAS OP
Vooral bij lange motorleidingen kan de frequentieomvormer door laadstromen worden beïnvloed die door strooicapaciteiten van de
leidingen worden veroorzaakt. Dit kan leiden tot functiestoringen van de overbelastingsstroomuitschakeling, de intelligente
uitgangsstroombewaking of van de motor-kantelbeveiliging of tot functiestoringen of storingen aan de apparaten die op de uitgang van
de frequentieomvormer zijn aangesloten. Als de intelligente uitgangsstroombewaking wordt belemmerd, deactiveer dan deze functie.
Als de motor-kantelbeveiliging niet juist reageert, wijzig dan de instellingen in Pr. 22 Stroombegrenzing en Pr. 156 Selectie van de
stroombegrenzing. (Informatie over Pr. 22 Stroombegrenzing en Pr. 156 Selectie van de stroombegrenzing vindt u in de
bedieningshandleiding.)
Informatie over de parameter Pr. 72 PWM-functie is te vinden in de bedieningshandleiding.
Als de functie „Automatische herstart na stroomuitval" wordt gebruikt, moet in Pr. 162 de waarde „1" of „11" (geen registratie van de
uitgangsfrequentie) worden ingesteld, als een kabellengte van 100 m wordt overschreden. (Nadere informatie over Pr. 162
Automatische herstart na stroomuitval vindt u in de bedieningshandleiding.)
016
200 m
30 m
≤ 50 m
50–100 m
≤ 14,5 kHz
≤ 8 kHz
026
040
200 m
300 m
100 m
200 m
≤ 500 m
300 m
300 m
300 m + 300 m = 600 m
≥ 100 m
≤ 2 kHz
AANSLUITEN
060
≥ 095
500 m
500 m
300 m
500 m
7

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave