Inhoudsopgave
Advertenties
Bedrijfsmodus
Automatische modus
OPMERKING: Zie het ontwerpschema aan het eind van deze handleiding voor meer informatie
over de thermostaatopeenvolging.
In de automatische stand wordt de koel – of verwarmingstand op basis van de omgeving -
temperatuur, retourluchttemperatuur en het instelpunt door de controller gekozen.
Als de omgevingstemperatuur lager is dan 12,7°C (55°F), werkt de unit in verwarmingstand. De unit
blijft in de verwarmingstand zolang de temperatuur van de retourlucht tussen 2,5°C (4,5°F) graden
boven het instelpunt en 1,4°C (2,5°F) graden onder het instelpunt is. Als de temperatuur van de
retourlucht langer dan 10 minuten 2,5°C (4,5°F) graden boven het instelpunt is, schakelt de unit naar
koelstand.
Als de omgevingstemperatuur hoger is dan 15,6°C (60°F), werkt de unit in koelstand. De unit blijft in
de koelstand zolang de temperatuur van de retourlucht tussen 1,4°C (2,5°F) boven het instelpunt en
2,2°C (4,0°F) onder het instelpunt is. Als de temperatuur van de retourlucht langer dan 10 minuten
2,2°C (4,0°F) onder het instelpunt is, schakelt de unit naar verwarmingstand.
Koelmodus (Opnieuw verwarmen)
In de koelstand met opnieuw verwarmen draait de compressor voortdurend. Het instelpunt wordt
behouden doordat warme motorkoelvloeistof door de verwarmingspiraal stroomt. De ventilatorsnelheid
van de verdamper wordt automatisch door de microprocessor of handmatig door de chauffeur
geregeld.
Koelmodus (cycluskoppeling)
In de koelstand met de cycluskoppeling schakelt de compressor aan en uit om het instelpunt in stand
te houden. Een tijdschakelaar voorkomt dat de compressor te snel aan - en uitschakelt en stelt een
minimale uitschakelingtijd (60 seconden) in.
De ventilatorsnelheid van de verdamper wordt automatisch door de microprocessor of handmatig door
de chauffeur geregeld.
Ventilatiemodus
In de ventilatiestand draaien de verdamperaanjagers op de snelheid die automatisch door de
microprocessor of handmatig door de chauffeur wordt bepaald. De compressor, boosterpomp en de
koelvloeistofklep zijn uit.
Verwarmingmodus
In de verwarmingstand wordt het instelpunt behouden doordat er warme motorkoelvloeistof door de
verwarmingspiraal stroomt. De verdamperaanjagers blijven uit totdat de temperatuur van de motor -
koelvloeistof stijgt naar 41°C (105°F). Dit wordt gemeten door de WTS (watertemperatuursensor) die
zich bij de inlaat van de koelvloeistofbuis bevindt.
De ventilatorsnelheid van de verdamper wordt automatisch door de microprocessor of handmatig door
de chauffeur geregeld.
VDL BERKHOF
49
23-12-2005
HEERENVEEN
Advertenties
Inhoudsopgave
