BEDIENING EN GEBRUIK
5
5.1
V
EILIGHEID TIJDENS GEBRUIK
•
De bouwlift mag niet voor personenvervoer of als klimvoorziening gebruikt
worden.
•
De bouwlift mag niet vanaf het platform worden bediend.
•
Plaats lasten zorgvuldig op het platform, zodat de last niet verschuift of van het
platform valt. Vervoer klein of los materiaal uitsluitend in bakken.
•
Plaats de last zo dicht mogelijk bij de mast.
•
Zorg ervoor dat de last niet uitsteekt buiten het platform of boven de
afscherming.
•
Zorg voor voldoende verlichting.
•
Luiken in de omkasting en alle afschermingen moeten gesloten zijn tijdens het
gebruik en als de lift onbeheerd is.
•
Bij storm van windkracht 7 of hoger mag de lift niet gebruikt worden.
Als u de lift onbeheerd achterlaat:
•
Beveilig de bouwlift tegen onrechtmatig gebruik:
•
Breng de liftwagen naar de laagste stand.
•
Trek de voedingskabel uit de bedieningskast en zorg dat de voedingskabel in
een afgesloten ruimte wordt opgeslagen die niet openbaar toegankelijk is
om misbruik van de lift te voorkomen.
•
Zorg dat de lift omheind is door een afgesloten omheining.
5.2
D
E SPANNING INSCHAKELEN
Schakel de spanning in:
1. Op de bedieningskast, steek de voedingskabel in de daarvoor bestemde
aansluiting
2. Controleer de fasewachter (alleen A34): de 2 lampjes van de fasewachter
moeten allebei branden.
Als één of beide lampjes niet branden, controleer dan de voeding.
48
A34(L)