HET STARTEN VAN DE MOTOR
GEVAAR
Start de motor nooit in afgesloten
ruimtes. Uitlaatgassen bevatten
koolstof monoxide, een reukloos
en dodelijk gas.
Laat nooit kinderen de machine
naderen terwijl de motor aanstaat.
Gebruik de machine nooit in de
buurt van open vuur zoals een
kampvuurtje.
Gebruik de machine nooit wanneer
er gas of brandstof in de buurt
aanwezig is of wanneer er zich
een andere explosieve situatie
voordoet.
• Ga op de stoel van de tractor zitten.
• Schakel de parkeerrem in.
• Plaats beide stuurhendels in de geopende
positie.
• Druk de PTO schakelaar in, zodat deze
uitgeschakeld staat.
• Zet het gas voor 1/3 open.
• Plaats de sleutel in het contact en zet
deze in de "RUN" positie.
• Kijk of het rem controlelampje brand.
• Plaats de sleutel in de START positie.
Gebruik de choke als dit nodig is. Laat de
sleutel onmiddellijk terugveren wanneer
de motor aanslaat. Druk de choke-knop
geleidelijk in todat hij en de motor soepel
loopt.
• Warm de motor een paar minuten met
half gas op.
De levensduur van de startmotor wordt
verlengt door telkens korte starts te maken
van een paar seconden. Langer dan
15 seconden starten per minuut kan de
startmotor ernstig beschadigen.
TIPS OM TE STARTEN BIJ KOUD
WEER
Gebruik olie met de juiste viscositeit
voor de verwachte temperatuur (lees de
motorhandleiding).
Zet het gas half open bij het starten.
Een warme accu heeft een betere start
capaciteit dan een koude accu.
Gebruik speciale winterbrandstof. Dit is
beter voor het starten in de winter dan
overgebleven brandstof.
BEDIENING VAN DE
STUURHENDELS
(zie pagina 25, fi guur 4)
WAARSCHUWING
V e r p l a a t s n o o i t a b r u p t d e
stuurhendels van een voorwaartse
naar een achterwaartse positie
o f a n d e r s o m . P l o t s e l i n g e
veranderingen in richting kunnen
ervoor zorgen dat u de controle
over de machine verliest.
Voorkom letsel. Leer goed gebruik
te maken van de stuurhendels
en oefen met half gas totdat u
vertrouwt raakt met de bediening
van de machine en u zich op uw
gemak voelt.
De stuurhendels controleren de snelheid,
beweging en richting van de machine.
De stuurhendels kunnen in twee posities
staan: (1) Neutraal: de hendels staan
hierbij in geopende positie en kunnen niet
voor of achterwaarts bewogen worden;
(2) Bedrijfstand: de hendels staan hierbij
in de gesloten positie en kunnen voor en
achterwaarts bewogen worden.
23
LET OP