Inhoudsopgave
Advertenties
LET OP
P r o be e r n oo i t h e t o l i e p e i l t e
controleren als de motor aan staat.
• Controleer op olie en brandstofl ekken.
• Maak het luchtinlaats cherm op de
motor schoon. Wanneer u in stoffige
omstandigheden maait, of met droog of
lang gras, kan het nodig zijn om dit scherm
regelmatig te reinigen om oververhitting
van de motor te voorkomen.
WAARSCHUWING
Probeer nooit het luchtinlaatscherm
te reinigen wanneer de motor
draait.
• Controleer het luchtfi lter regelmatig. (zie
de handleiding van de motor). Wanneer
er in stoffige omstandigheden of op
droog en lang gras gemaaid wordt kan
het vaker nodig zijn het luchtfi lter en de
luchtfi lterhouder schoon te maken.
• Verzeker u zelf ervan dat de machine vrij
van viezigheid en rommel is.
• Controleer het brandstofpeil. Lees de
motorhandleiding voor de geschikte
brandstof die erin moet.
• Gebruik voor het beste resultaat, alleen
schone, frisse, ongelode benzine met
een octaan gehalte van 87 of hoger
((R+M)/2 ratingmethodiek). U kan het
best kiezen voor een van de benzines
zoals Euro 98, Euro 95, of een bekende
premium benzine.
• Gebruik geen benzine waar meer als
10% ethanol aan toegevoegd is (zoals
E15 of E85). Prestatie problemen en / of
motor schade welke kan ontstaan zal niet
behandeld worden onder garantie.
• Gebruik geen methan ol houdende
benzine.
Vul de brandstoftank nooit terwijl
de motor draait. Laat de motor
enkele minuten afkoelen voordat
u b r a n d s t o f t a n k t .
brandstof gemorst wordt start
dan niet de motor en houdt elke
mogelijke bron van ontsteking
verwijdert voordat de brandstof
opgeveegd en verdampt is.
• Controleer de bandenspanning, zie
pagina 34. Een onjuiste luchtdruk in
de banden zal het rijgedrag, het maken
van sporen en de maaihoogte negatief
beïnvloeden.
• Controleer de banden op beschadigingen
of scheurtjes.
• Controleer de aandrijfriem van de
hydrostatische pomp op beschadigingen
of scheurtjes.
• Controleer de aandrijfriem van de messen
op het maaidek op beschadigingen of
scheurtjes.
• Controleer het niveau van het maaidek.
• Controleer dat de messen scherp en
goed gemonteerd zijn. De snijkant moet
altijd in de draairichting van de messen
gemonteerd zijn (rechtsom van bovenaf
bekeken).
• Pas de maaihoogte eventueel aan.
• Controleer of de parkeerrem goed werkt.
• Verwijder vuil en gras van de machine.
• Te s t h e t v e i l i g h e i d s s y s t e e m , z i e
onderstaande tabel. Voer deze test uit
in een leeg en open terrein en houdt
toeschouwers weg. Als er een probleem
optreedt tijdens een van de procedures,
gebruik dan NIET de machine en neem
contact op met uw Grasshopper dealer.
21
GEVAAR
Wa n n e e r
Advertenties
Inhoudsopgave
