Het veilige gebruik van deze machine is
de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
Elke persoon die de machine bedient MOET
goed geïnstrueerd zijn en in staat zijn
de machine veilig te bedienen. Lees alle
veiligheidsinstructies in het vorige hoofdstuk.
REGELAARS EN SCHAKELAARS
(Zie fi guur 3)
Weet hoe alle bedieningen werken en hoe
je de machine, motor en het maaidek snel
moet stoppen in geval van nood. Maak geen
gebruik van de machine tenzij u helemaal
vertrouwd bent met de bediening en wanneer
u uzelf verzekert hebt van de vaardigheid om
ze te gebruiken. We raden u aan te oefenen
in vlak en open terrein met half gas totdat u
vertrouwd bent met alle bedieningshandels.
De twee stuurhendels bepalen de snelheid,
verplaatsing en richting van de machine
en bevinden zich aan beide zijden van de
stoel. De linker hendel regelt de hoeveelheid
hydraulische olie die de linker oliepomp
naar de linker wielmotor pompt. De rechter
hendel regelt de hoeveelheid hydraulische
olie van de rechter oliepomp naar het
rechterwiel. Dit zorgt ervoor dat het linker
en rechter aandrijfwiel onafhankelijk van
elkaar kunnen draaien, wat voor de "zero
turn" mogelijkheid van de machine zorgt.
Elke hendel heeft daarnaast twee neutrale
p os it ie s, de (g e o pe n de ) na a r b u ite n
gezwaaide stand waarbij de hendel de pomp
niet kan inschakelen en de gesloten (naar
binnen) stand waarbij de hendels de pompen
wel bedienen. Voor meer informatie over het
bedienen van de stuurhendels, zie de alinea
"bediening van de stuurhendels" een paar
bladzijden verder.
De volgende regelaars bevinden zich op het
gebruikers paneel dat zich aan de rechterkant
van de stoel bevind.
• Het contactslot (A) wordt met de sleutel
bediend om de motor te starten en te
stoppen. Het contactslot heeft drie
posities OFF, RUN en START. Stop het
sleutel in het contact en draai het naar
GEBRUIK
de AAN stand. Het remlicht (B) moet
branden omdat de parkeerrem aan staat.
Draai de sleutel met de klok mee naar
de START positie om de startmotor in te
schakelen (de sleutel moet vastgehouden
worden in deze positie anders veert hij
terug door de veerdruk).
• Oliedruk lampje (C) is het controle lampje
in de console onder het contact sleutel
en is genaamd "OIL". Dit lampje staat in
verbinding met de olie druk sensor en
gaat branden wanneer de olie druk onder
het niveau gespecifi ceerd door de motor
fabrikant komt.
• De Choke (D) is de kleine zwarte druk/
trek knop op de gashendel. De choke
wordt gebruikt om de motor makkelijker
te starten als deze koud is. Trek de
knop omhoog om de choke te activeren.
Druk de knop in om de choke weer uit te
schakelen. Laat een warme motor nooit
draaien met de choke aan.
• De gashendel (E) is de grote zwarte
hendel die geplaatst is naast het paneel
rechts van de stoel. De gashendel wordt
gebruikt om de snelheid van de motor te
regelen. Beweeg de hendel voorwaarts
om de snelheid te verhogen en terug om
de snelheid van de motor te verlagen.
• De PTO schakelaar (F) is de rode druk/
trek knop op het paneel. Trek de PTO
knop omhoog om de elektromagnetische
ko p p el ing in te s chak e len die d e
aandrijfriem naar het maaidek aandrijft
en die op zijn beurt weer de riem naar
de messen aandrijft. Druk de PTO knop
in om de koppeling uit te schakelen
waardoor de messen binnen enkele
seconden stoppen met draaien.
• De uurmeter (G) is de teller die zich
bevind op het paneel. De elektrische
uurmeter is verbonden met het ontsteking
circuit en is op het paneel geplaatst
om het aantal draaiuren van de motor
bij te houden. Wanneer de ontsteking
ingeschakeld is en de motor draait gaat
de uurmeter verder met het registreren
van de draaitijd.
19