Lees deze handleiding volledig door om dit voertuig goed te leren kennen. Lees vooral alle opmerkingen en waarschuwingen aandachtig.
6.2.6.
Zoals verplicht in 6.2.4 dient er contact te worden opgenomen met de fabrikant om, indien nodig, nieuwe naamplaatjes,
waarschuwingen of veiligheidslabels aan te brengen die dan op de juiste plaats op het voertuig zullen worden
bevestigd.
7.
BEHANDELING EN OPSLAG VAN BRANDSTOFFEN/ACCU OPLADEN
7.1. Ventilatie
Onderhoud en opslagplaatsen moeten in overeenstemming met de geldende brandweerregels en -verordeningen, goed
geventileerd worden om brandgevaar te voorkomen.
Voor de ventilatie bij onderhoud aan benzinevoertuigen moet brandbare damp, vlammen of ander ontvlambaar
materiaal verwijderd worden. Raadpleeg de geldende brandweerregels voor specifieke ventilatieniveaus.
Voor de ventilatie bij onderhoud aan elektrische voertuigen moet de ophoping van ontvlambaar waterstofgas dat tijdens
het oplaadproces gevormd wordt, verwijderd worden. Vanwege de zeer explosieve aard van waterstofgas en zijn
neiging op te stijgen en zich bij het plafond te verzamelen, wordt een minimum van 5 luchtverversingen per uur
aanbevolen voor meerdere voertuigen en wordt 1 luchtverversing per uur aanbevolen voor één voertuig. De regelende
partij dient voor de verplichte en specifieke ventilatieniveaus geldende brand- en veiligheidscodes aan te bevelen. Zie
Golf Car Safety Storage Guidelines van de NGCMA en SAE J1718.
7.2.
De regelende partij moet zorgen dat de procedures van het vervangen en opladen van accu's in
overeenstemming zijn met de geldende verordeningen of reguleringen.
7.3.
De regelende partij moet de opslag en behandeling van brandstofvloeistoffen in overeenstemming met ANSI/
NFPA 30 controleren.
7.4.
De opslag en behandeling van LPG moet in overeenstemming zijn met ANSI/NFPA 58.
7.5.
De regelende partij moet regelmatig laad- en opslagruimten of filialen inspecteren en procedures herzien om er
zeker van te zijn dat de procedures van paragraven 7.1 en 7.4 opgevolgd worden.
8.
VEILIGHEIDSMAATREGELS
8.1. Kwalificaties van de bestuurder
8.1.1. Aanbevolen wordt alleen personen die bevoegd zijn onder de regels van de bevoegde instantie, toe te staan
een golfwagentje te bedienen. Kwalificaties kunnen verzekeringsbewijzen, minimale leeftijd of andere geldende
vereisten omvatten.
8.1.2. De regelende partij moet de door de fabrikant van de golfwagentjes aanbevolen bedienings- en
veiligheidsinstructies en de veiligheidsregels van het golfterrein op een zichtbare plaats ophangen bij het
verhuurgedeelte van de golfwagentjes of bij het inleverloket, of op elk golfwagentje, of beiden. Tevens wordt
aanbevolen de waarschuwing "U mag golfwagentjes niet bedienen als u onder invloed bent van verdovende of
gemoedswijzigende middelen" op een opvallende locatie te hangen.
Pagina xx
I N F O R M A T I E O V E R V E I L I G H E I D
Instructie- en onderhoudshandleiding voor eigenaren