Conf. ext. ingang:
Maximale voorverw.tijd:
WW in cascade:
BT doorverwarmen:
Max. waarde VL-temp.correctie: K
Configuratie systeemschema
Systeemschemacode:
Configuratie FM5:
Configuratie FM3:
Multif.uitg. FM5:
Multif.uitg. FM3:
Configuratie WP-regelmodule
Multif.uitg. 2:
ME:
Niet verbonden
1 x circulatie
Fotovoltaïek
144
Selectie of het externe CV-circuit met een brug of met open klem-
men wordt gedeactiveerd.
Voorwaarde: de functiemodule FM5 en/of FM3 is aangesloten.
Fabrieksinstelling: NC contact
Instellen van de periode, zodat de gewenste kamertemperatuur
aan het begin van het 1e tijdvenster is bereikt.
Het begin van het opwarmen wordt afhankelijk van de buitentem-
peratuur (BT) vastgelegd:
–
BT ≤ -20 °C: = ingestelde duur van de voorverwarmingstijd
–
BT ≥ +20 °C: = geen voorverwarmingstijd
Tussen deze beide waarden volgt een lineaire berekening van de
duur van de voorverwarmingstijd.
Fabrieksinstelling: Uit
Instellen of de eerste warmtepomp of alle warmtepompen voor de
warmwaterbereiding gebruikt moeten worden.
Fabrieksinstelling: Alle warmtepompen
Wanneer de buitentemperatuur de ingestelde temperatuurwaarde
onderschrijdt, wordt buiten het tijdvenster met behulp van de
Stooklijn: op 20 °C geregeld.
AT ≤ ingestelde temperatuurwaarde: geen nachtverlaging of totale
uitschakeling
Fabrieksinstelling: Uit
Instellen van de hoogste waarde voor de aanvoertemperatuurcor-
rectie. De functie aanvoertemperatuurcorrectie compenseert de af-
wijking van de niet bereikte systeemaanvoertemperatuur door ver-
hoging van de gewenste aanvoertemperatuur voor de warmteop-
wekker.
Systemen zijn over het algemeen op aangesloten systeemcompo-
nenten gegroepeerd. Elke groep heeft een systeemschemacode.
Gebaseerd op de ingevoerde code schakelt de systeemthermo-
staat de systeemgerelateerde functies vrij.
Door de aangesloten componenten kunt u voor de geïnstalleerde
installatie de systeemschema-code vaststellen (→ gebruik van de
functiemodule, systeemschema, ingebruikneming) en hier invoe-
ren.
Fabrieksinstelling: systeemschema 1 of 8
Elke configuratie komt overeen met een gedefinieerde klembezet-
ting FM5 (→ Hoofdstuk 4.5). De klemmenbezetting bepaalt, welke
functies de in- en uitgangen hebben.
Configuratie selecteren die bij de geïnstalleerde installatie past.
Elke configuratie komt overeen met een gedefinieerde klembezet-
ting FM3 (→ Hoofdstuk 4.6). De klemmenbezetting bepaalt, welke
functies de in- en uitgangen hebben.
Configuratie selecteren die bij de geïnstalleerde installatie past.
Functiebezetting van de multifunctionele uitgang selecteren.
Functiebezetting van de multifunctionele uitgang selecteren.
Functiebezetting van de multifunctionele uitgang selecteren.
Fabrieksinstelling: Circulatiepomp
De systeemthermostaat controleert, of bij de ingang van de warm-
tepomp een signaal aanwezig is. Bijvoorbeeld:
–
Ingang aroTHERM: ME van de warmtepompregelingsmodule
–
Ingang flexoTHERM: X41, klem FB
Fabrieksinstelling: 1 x circulatie
De systeemthermostaat negeert het aanwezige signaal.
De gebruiker heeft op de toets voor de circulatie gedrukt. De sys-
teemthermostaat activeert de circulatiepomp voor een korte peri-
ode.
Bij overtollige stroom is een signaal aanwezig en activeert de sys-
teemthermostaat eenmalig de functie Boost warm water. Als het
signaal aanwezig blijft, wordt het buffervat met aanvoertempera-
tuur + offset buffervat zolang geladen, tot het signaal bij de warm-
tepomp weggaat.
Gebruiksaanwijzing en installatiehandleiding 0020288147_04