Controle voor gebruik
• Controleer alle zijdes van de motor op olie of brandstof-
lekken.
• Controleer het motoroliepeil.
• Controleer het brandstofpeil – de brandstoftank moet
minstens halfvol zijn.
• Controleer de conditie van het luchtfilter.
• Controleer de conditie van de brandstofleidingen.
• Controleer of de bougiestekker aan de bougie is beves-
tigd.
• Let op tekenen van schade.
• Controleer of alle veiligheidsafdekkingen zijn aange-
bracht en of alle schroeven, moeren en pennen zijn aan-
gedraaid.
10.1
Motorolie bijvullen (afb. 9)
LET OP
Het product wordt geleverd zonder motorolie. Voor in-
gebruikname daarom altijd olie bijvullen. Gebruik
hiertoe multifunctionele olie (SAE 10W-30 of SAE
10W-40).
Controleer het oliepeil voor elke ingebruikname. Een te laag
oliepeil kan de motor beschadigen.
1. Plaats de grasmaaier op een vlak, recht oppervlak.
2. Schroef de oliepeilstok (14) los.
3. Vul de tank met motorolie met behulp van een trechter
(niet meegeleverd) (SAE 10W-30/SAE 10W-40). Let op de
max. vulhoeveelheid van 400 ml. Vul de olie voorzichtig
bij tot aan de onderkant van de vulpijp.
4. Veeg de oliepeilstok (14) met een schone, pluisvrije doek
schoon.
5. Plaats de oliepeilstok (14) weer terug en er weer uit. Con-
troleer het oliepeil, zonder de oliepeilstok (14) weer er in
te schroeven.
6. Het oliepeil moet binnen de middelste markering op de
oliepeilstok (14) staan.
7. Als het oliepeil te laag is, voeg dan de aanbevolen hoe-
veelheid motorolie toe (max. 400 ml).
8. Schroef de oliepeilstok (14) vervolgens weer vast.
10.2
Brandstof bijvullen (afb. 10)
GEVAAR
Brand- en explosiegevaar!
Brandstof kan zich bij het vullen ontsteken en eventueel ex-
ploderen. Dit leidt tot ernstige verbrandingen of zelfs de
dood.
• Schakel de motor uit en laat deze afkoelen.
• Houd uit de buurt van hitte, vlammen en vonken.
• Vul brandstof alleen in de open lucht bij.
• Draag veiligheidshandschoenen.
• Vermijd huid- en oogcontact.
• Start het product met een afstand van min. 3 m tot de
vullocatie van de brandstof.
• Let op voor ondichte plekken. Start de motor niet als er
brandstof uitloopt.
LET OP
Het product wordt geleverd zonder brandstof.
Voor ingebruikname daarom altijd brandstof bij-
vullen. Gebruik hiervoor Super E10 benzine.
1. Reinig de omgeving van het vulgedeelte. Verontreinigin-
gen in de brandstoftank (8) veroorzaken bedrijfsstorin-
gen.
2. Open voorzichtig de tankdop (7) zodat eventuele over-
druk kan ontsnappen.
3. Vul de brandstoftank (8) met behulp van een trechter
(niet meegeleverd) met brandstof. Let op de max. vulca-
paciteit van 0,85 liter. Vul de brandstof voorzichtig tot
aan de onderkant van de vulpijp.
4. Sluit de tankdop (7) weer. Controleer of de tankdop goed
is afgesloten.
5. Reinig de tankdop (7) en de omgeving.
6. Controleer de brandstoftank (8) en de brandstofleidingen
op lekkages.
7. Start het product met een afstand van min. 3 m tot de
vullocatie van de brandstof.
11
In gebruik nemen
AANWIJZING
Enige geluidsoverlast van dit product is onvermij-
delijk. Stel werkzaamheden met lawaai uit tot
goedgekeurde en aangewezen tijden. Houd u zo
nodig aan rustperiodes en beperk de duur van
het werk tot het absolute noodzakelijke.
Voor uw persoonlijke bescherming en de be-
scherming van personen in de buurt, dient u ge-
schikte gehoorbescherming te dragen.
11.1
Messtopinrichting
Voor elke ingebruikname moet u de messtopinrichting contro-
leren. Start de motor zoals onder 12.2 beschreven.
1. Laat de motorremhendel (2) los. De motor schakelt uit en
het mes (19) wordt afgeremd.
2. Het mes (19) moet binnen 7 seconden stoppen.
11.2
Maaivlak voorbereiden
1. Onderzoek het te maaien oppervlak zorgvuldig vooraf-
gaand aan het maaien.
2. Verwijder stenen, stokken, botten, draden, speelgoed en
andere voorwerpen, die door het product weggeslingerd
kunnen worden.
3. Let erop dat er geen personen op het te maaien opper-
vlak aanwezig zijn.
11.3
Instellen van de snijhoogte (afb. 7+8)
LET OP
Het verstellen van de maaihoogte mag alleen bij
uitgeschakelde motor en verwijderde bougiestek-
ker worden uitgevoerd.
• Het instellen van de maaihoogte geschiedt via de wielen
(11). Er kunnen drie verschillende snijhoogten worden in-
gesteld.
NL / BE
|
25