Aansluiten
6.1
Veiligheidsinstructies
De installateur is verantwoordelijk voor de elektrische aansluiting van het laadstation. De
elektrische aansluiting van het laadstation moet gebeuren volgens de desbetreffende
voorschriften (zoals kabeldoorsnede, zekeringen, aarding).
Volg bij alle werkzaamheden aan het laadstation de fundamentele veiligheidsinstructies
(Pagina 11), de voorwaarden van DIN EN 50110‑1 voor het veilig werken met en aan
elektrische installaties of gelijkaardige toepasselijke lokale richtlijnen. Volg daarnaast ook de
volgende veiligheidsinstructies.
Elektrische schok door ontbrekende aarding
Bij een ontbrekende of slecht aangesloten veiligheidsaarddraad kunnen hoge spanningen
ontstaan aan blootgestelde onderdelen. Het aanraken van deze onderdelen kan leiden tot
zware letsels of overlijden. Om het laadstation te aarden, sluit u de veiligheidsaarddraad aan
volgens de voorschriften.
LET OP
Levensgevaar en materiële schade door losse stroomaansluitingen
Onvoldoende aanhaalmomenten en trillingen leiden tot losse stroomaansluitingen. Door
losse stroomaansluitingen kunnen hoge spanningen ontstaan aan blootgestelde onderdelen.
Het aanraken van deze onderdelen kan leiden tot zware letsels of overlijden. Bovendien
kunnen er door losse stroomaansluitingen brandschades, defecten aan het apparaat of
storingen ontstaan.
• Draai alle stroomaansluitingen aan met het voorgeschreven aanhaalmoment.
• Controleer regelmatig alle stroomaansluitingen, met name na een transport.
88
WAARSCHUWING
SICHARGE UC 100, UC 200, UC 300, UC 400, UC 600, UC 800
Bedieningshandleiding, 01/2024, A5E52455532-AD
6