Inbedrijfstelling
7.1 Eerste inbedrijfstelling
Controle van de laadsessie
OPMERKING
Om met dit apparaat verder te kunnen gaan, moet er een voertuig met een lage SoC (< 60 %)
beschikbaar zijn.
Om met dit apparaat verder te kunnen gaan, moet u uw laptop aan het laadapparaat
aansluiten.
1. Sluit de CCS-stekker op de CCS-ingang van het voertuig aan.
2. Vergewis u ervan dat de modus Kabelcontrole in het laadapparaat is geactiveerd.
– HMI-weergave kabelcontrole
– De spanning wordt binnen enkele seconden tot 500 V verhoogd en valt dan terug op
3. Vergewis u ervan dat de modus Voorladen in het apparaat is geactiveerd.
– HMI-weergave voorladen
– Spanningshellingen stijgen tot de spanning van de accu van het voertuig is bereikt.
4. Vergewis u ervan dat de modus Actuele behoefte in het apparaat is geactiveerd.
– HMI-weergave Laden
– Stroomhellingen worden verhoogd om aan de vereisten voor het voertuig te voldoen.
5. Beëindig de sessie met de speciale stopknop op de HMI.
– Laadproces stopt.
– Op de HMI wordt weergegeven: Laden voltooid.
OPMERKING
Het gedrag van het laadstation hangt voor 100 % af van de vraag van het voertuig.
• Wanneer het voertuig niet meer voor 100 % oplaadt, stopt het laadstation.
• Wanneer het voertuig nog voor 100 % oplaadt, gaat het laadstation door met laden. De
klant moet het proces beëindigen.
120
0 V.
SICHARGE UC 100, UC 200, UC 300, UC 400, UC 600, UC 800
Bedieningshandleiding, 01/2024, A5E52455532-AD