Veiligheid
Aanwijzingen voor de uitvoering
2.7 Aanwijzingen voor de uitvoering
2.7.1 Installatie en goedkeuring van het verwarmingssysteem
Aanwijzing omtrent de
normen
2.7.2 Aanwijzingen betreffende de opstellingsruimte (verwarmingsruimte)
Kenmerken van de verwarmingsruimte
Gebruikshandleiding S1 Turbo | B0980113_nl
Het is algemeen verboden om verbouwingen op de ketel uit te voeren en de veilig‐
heidstechnische voorzieningen van het systeem te veranderen of buiten werking te
stellen.
Naast de gebruikshandleiding en de in het land van de gebruiker verplichte voorschrif‐
ten voor wat betreft de opstelling en het bedrijf van de ketelinstallatie moeten ook de
voorschriften van brandweer en bouwinspectie en elektrotechnische voorschriften in
acht worden genomen!
De ketel moet werken in een gesloten verwarmingssysteem. Aan de installatie liggen
de volgende normen ten grondslag:
ÖNORM / DIN EN 12828 - Verwarmingssystemen in gebouwen
AANWIJZING! Elk verwarmingssysteem moet goedgekeurd worden!
Het opstellen of ombouwen van een verwarmingssysteem moet worden gemeld bij de
inspectiedienst (toezichthoudende instantie) en door bouw- en woningtoezicht worden
goedgekeurd:
Oostenrijk: melden bij de gebouwendienst van de gemeente / het stadsbestuur
Duitsland: melden bij de schoorsteenveger / bouw- en woningtoezicht
▪ In de verwarmingsruimte mag geen explosiegevaarlijke atmosfeer heersen, aan‐
gezien de ketel niet geschikt is voor gebruik in een explosiegevaarlijke omgeving!
▪ De verwarmingsruimte moet vorstvrij zijn!
▪ De ketel heeft geen verlichting, daarom moet in de verwarmingsruimte in het ge‐
bouw voor voldoende verlichting worden gezorgd, in overeenstemming met de na‐
tionale voorschriften inzake het ontwerp van de werkplek!
▪ Bij het gebruik van de ketel boven 2000 meter boven zeeniveau moet overleg wor‐
den gepleegd met de fabrikant
▪ Brandgevaar door ontbrandbare materialen!
In de buurt van de ketel mogen geen ontbrandbare materialen worden opgesla‐
gen. Op de ketel mogen geen brandbare voorwerpen te drogen worden gelegd
(bv. kleding, ...).
▪ Schade door verontreinigde verbrandingslucht!
In de opstellingsruimte van de ketel mogen geen chloorhoudende reinigingsmid‐
delen en halogeenwaterstoffen worden gebruikt.
▪ De luchtaanzuigopening van de ketel moeten vrij van stofval gehouden worden.
2
13