Inhoudsopgave
Advertenties
Beschikbare talen
Beschikbare talen
het spuitpistool naar de oorspronkelijke positie en draai
de klemknop vast.
21. Draai de DirectLink-drukregelknop volledig naar rechts
naar de minimumstand.
22. Draai de knop van het overdrukventiel naar de positie
LADEN (k ).
23. Schakel de spuit uit door de motorstopschakelaar in te
drukken en vast te houden, totdat de motor afslaat.
24. Bevestig de spuitkopbeschermer en de spuitkop aan
het spuitpistool. Raadpleeg de instructies in hoofdstuk
4.4.
Persoonlijk letsel door injectie. Zorg dat
tijdens het spuiten de beschermkap van de
spuitmond steeds op zijn plaats blijft. Activeer
het spuitpistool alleen wanneer de spuitmond
in de stand doorspuiten of spuiten staat.
Vergrendel altijd de trekker van het pistool
alvorens de spuitmond te verwijderen, deze te
vervangen of deze te reinigen.
25. Start de motor.
26. Draai de knop van het overdrukventiel naar de positie
SPUITEN (p ).
27. Trek de spuithendel op het handvat van de wagen
volledig aan om het spuitpistool te activeren. Test het
spuitpatroon en de streeppositie op een lang stuk
dakvilt of karton. Controleer of de streepbreedte en de
positie correct zijn. Als de positie van het spuitpistool
aangepast moet worden, raadpleeg dan de procedure
"Opbouw" eerder in dit hoofdstuk.
28. Zorg ervoor dat het spuitpistool helemaal sluit
als de pistooltrekker losgelaten wordt. Als de
pistooltrekkerspanning afgesteld moet worden,
raadpleeg dan de procedure "De trekkerspanning
afstellen" in het hoofdstuk Onderhoud van deze
handleiding.
29. Begin te markeren.
a. Positioneer de wegmarkeerder enigszins vóór de
streeproute.
b. Begin met de wegmarkeerder te lopen en haal aan het
begin van de streeproute de trekker van het pistool over.
c. Laat aan het einde van de streeproute de trekker los en loop
een klein stukje verder, indien mogelijk.
Het pistool activeren nadat de wegmarkeerder
i
in beweging is gezet en de trekker loslaten,
voordat de wegmarkeerder stopt, geeft van
begin tot eind een gelijkmatig geschilderde
streep. Als de streeproute bij een obstakel
eindigt, laat de trekker dan meteen los als de
wegmarkeerder stopt met bewegen.
4.4
De spuitkopbeschermer en de spuitkop
bevestigen
Gebruik de volgende procedure om de spuitkopbeschermer
en de spuitkop op het spuitpistool te zetten.
1. Voer de "Drukontlastingsprocedure" uit die in deze
handleiding (paragraaf 4.5) beschreven is.
2. Maak gebruik van een pen of een gelijksoortig
voorwerp om de afdichtring van de spuitmond (3) en de
afdichtring (4) aan de achterkant van de beschermkap
van de spuitmond (2) aan te brengen. Indrukken om
deze op de plaats te duwen.
PowrLiner 850
NL
3. Plaats de spuitmond (1) in het slobgat van de
beschermkap van de spuitmond.
1
4. Schroef de beschermkap van de spuitmond op het
pistool. Plaats de beschermkap van de spuitmond in de
gewenste spuitpositie en draai deze aan.
i
Om te kunnen spuiten, moet de pijl op de
hendel van de spuitmond naar voren wijzen.
4.5
Procedure voor het drukloos maken van
de installatie
Volg de procedure voor het drukloos maken
van de installatie wanneer u de spuitinstallatie
uitschakelt om een bepaalde reden, zoals
ten behoeve van een onderhoudsbeurt of
het aanpassen van een onderdeel van het
spuitsysteem, het verwisselen of schoonmaken
van spuitmonden of klaarmaken om te reinigen.
1. Vergrendel het pistool door de pistoolvergrendeling
naar de vergrendelde positie te draaien. Draai indien
nodig de klemknop van de pistoolhouder los en
activeer de vergrendeling van het spuitpistool. Beweeg
het spuitpistool naar de oorspronkelijke positie en draai
de klemknop vast.
2. Draai de DirectLink-drukregelknop volledig naar rechts
naar de minimumstand.
3. Draai de knop van het overdrukventiel naar de positie
LADEN (k ).
4. Schakel de spuit uit door de motorstopschakelaar in te
drukken en vast te houden, totdat de motor afslaat.
5. Ontgrendel het pistool door de vergrendeling van het
spuitpistool naar de ontgrendelde positie te draaien.
6. Trek de spuithendel op het handvat van de wagen
geheel aan om het spuitpistool te activeren en om alle
druk in de slang te verwijderen.
7. Vergrendel het pistool door de pistoolvergrendeling
naar de vergrendelde positie te draaien. Draai indien
nodig de klemknop van de pistoolhouder los en
activeer de vergrendeling van het spuitpistool. Beweeg
het spuitpistool naar de oorspronkelijke positie en draai
de klemknop vast.
13
Functioneren
2
4
3
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
