4 - Installatie
4.0 - Aanwijzingen voor de optimale installatie van de tunnel
• De stand van de tunnel zal afhankelijk zijn van
de binnenste en buitenste vorm van de voorste-
ven van de boot.
• Voor een optimale positionering moet de tun-
nel zoveel mogelijk naar de voorsteven toe en
zo diep mogelijk geplaatst worden. De afstand
van het wateroppervlak moet minstens 0,75
keer de tunneldiameter bedragen.
• Om fenomenen van cavitatie in de schroef te
vermijden, moet men de tunnel zo diep mogelijk
plaatsen.
• Het hefboomeffect in de boot is proportioneel
met de vergroting van de afstand (L1 en L2) die
opgemeten wordt tussen het zwaartepunt en de
positie van de tunnel A en B.
F
Voor een groter hefboomeffect is positie
B te verkiezen boven positie A.
• De toename van de tunnellengte vergroot het
vermogenverlies waardoor de nominale stuw-
kracht afneemt.
• Om het vermogenverlies te beperken wordt
voor de lengte 3-4 keer de diameter van de buis
geadviseerd; 6 keer de diameter is de max. tole-
rantie.
30
BTQ110-125 HANDLEIDING VOOR INSTALLATIE EN GEBRUIK - REV004A
BTQ110/125
MINIMUM 0,75 KEER
Ø TUNNEL
ZWAARTEPUNT
L 1
L 2
NL
A
B
B