Inbedrijfstelling
Luchtregeling
Oliedrukregeling
Luchtregeling
De regeling van de verbrandingslucht
gebeurt op twee plaatsen:
• aan drukzijde via de spleet tussen de
stuwschijf en branderbuis.
• aan zuigzijde via de luchtklep die
wordt aangedreven door de
servomotor Y10.
38
1 Retourleidingaansluiting
2 Aanzuigaansluiting
3 Aansluiting toevoerleiding
sproeier
4 Manometeraansluiting
5 Vacuümmeteraansluiting
8 Instellen van de druk van de 1e trap
9 Instellen van de druk van de 2e trap
Y1Elektroklep 1e trap
Y5Elektroklep 2e trap
07/2016 - Art. Nr. 4200 1021 1602A
De luchtregeling in de branderkop
beïnvloedt behalve de luchthoeveelheid
ook de mengzone en de luchtdruk in de
branderbuis. Draaien van de
instelschroef A
- naar rechts: meer lucht
- naar links: minder lucht
• Stel de maat Y in conform de
insteltabel.
Luchtregeling via luchtklep
De luchtregeling aan aanzuigzijde
gebeurt via een luchtklep. Deze wordt
aangedreven via de servomotor Y10.
G1/4
Oliedrukregeling
De oliedruk wordt ingesteld met de
G1/4
oliedrukregelaar 8 voor de 1e trap en 9
voor de 2e trap. Voor de controle, sluit u
G1/8
een manometer R1/8" aan op de
aansluiting 4.
Draaien naar:
- rechts: drukverhoging
- links: drukverlaging
Onderdrukcontrole
De vacuümmeter voor de
onderdrukcontrole moet worden
aangesloten op de aansluiting 5, R1/8".
Max. toegelaten onderdruk: 0,4 bar. Een
hogere onderdruk leidt tot gasvorming in
de olie en haperingen in de pomp,
waardoor deze kan beschadigen.