6. PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken
Veiligheid.
6.1 Problemen oplossen
Probleem
Het apparaat maakt la‐
waai.
Het lampje werkt niet.
De compressor werkt con‐
tinu.
Er loopt water in de koel‐
kast.
Er ligt water op de vloer.
De temperatuur in het ap‐
paraat is te laag/hoog.
Mogelijke oorzaak
Het apparaat is niet stevig
en stabiel geplaatst.
Het lampje staat in de
stand-by-stand.
Het lampje is stuk.
De temperatuur is niet
goed ingesteld.
Er worden veel producten
tegelijk geplaatst.
De omgevingstempera‐
tuur is te hoog.
Het voedsel dat in het ap‐
paraat werd geplaatst,
was te warm.
De waterafvoer is ver‐
stopt.
Producten verhinderen
dat het water in de water‐
opvangbak loopt.
De dooiwaterafvoer is niet
aangesloten op de ver‐
damperbak boven de
compressor.
De temperatuurknop is
niet goed ingesteld.
De temperatuur van het
voedsel is te hoog.
Er werden veel producten
tegelijk geplaatst.
NEDERLANDS
Oplossing
Controleer of het apparaat
stabiel staat.
Sluit en open de deur.
Zie 'Het lampje vervangen'.
Raadpleeg het hoofdstuk
'Bediening/bedieningspa‐
neel'.
Wacht een paar uur en con‐
troleer dan nogmaals de
temperatuur.
Zie het typeplaatje voor de
klimaatklasse.
Laat voedsel afkoelen tot ka‐
mertemperatuur voordat u
het opslaat.
Reinig de waterafvoer.
Zorg ervoor dat de produc‐
ten de achterwand niet ra‐
ken.
Maak de dooiwaterafvoer
vast op de verdamperbak.
Stel een hogere/lagere tem‐
peratuur in.
Laat het voedsel afkoelen tot
kamertemperatuur voordat u
het conserveert.
Conserveer minder produc‐
ten tegelijk.
17