Installatie
Algemene opmerkingen
Veiligheidszones en functionele afstanden
Positionering
Houd rekening met deze onderdelen
bij het bepalen van de positie:
• Door het onderdeel gevraagde
technische ruimten
• Elektrische aansluitingen
• Wateraansluitingen
• Functionele vrijgaven
• De optionele trillingsdempers
beïnvloeden de totale hoogte
Functionele vrijgaven
Functionele vrijgaven hebben tot
doel:
• een goede werking van de eenheid
garanderen
• waardoor
onderhoudswerkzaamheden
• de bescherming van bevoegde
bedieners en blootgestelde
personen.
• met inachtneming van de
aangegeven functionele speling
Positionering
De onderdelen zijn ontworpen
om te worden geïnstalleerd:
• Buiten
• in permanente en vlakke positie.
• De eonderdelen mogen op de grond
of op het dak worden geïnstalleerd,
op voorwaarde dat voldoende
ventilatie is gewaarborgd.
Als het onderdeel op een dak
wordt geïnstalleerd, moet het dak
stevig genoeg zijn om het gewicht
onderdeel
van dhet
en
gewicht
van
het
onderhoudspersoneel
kunnen dragen.
Beperk de overdracht van trillingen:
• gebruik antivibratievoorzieningen
of neopreenstrips op de
steunpunten van de eenheid
• monteer flexibele koppelingen op
de hydraulische aansluitingen
• Het toestel moet waterpas staan
Overdrukklep gaszijde
De installateur is verantwoordelijk
voor de beoordeling van de
mogelijkheid om afvoerbuizen te
installeren in overeenstemming met
de geldende plaatselijke voorschriften
(EN 378).
Bij leidingen moeten de kleppen
worden gedimensioneerd volgens
EN13136
Condensaat
Wanneer
een
warmtepomp
werking is, produceert zij een
aanzienlijke hoeveelheid water als
gevolg van de ontdooicycli van de
buitenbunit.
Het condensaat moet worden
afgevoerd om schade aan mensen
en dingen te voorkomen.
Installatie criteria:
Goedkeuring van de klant
• positie veilig toegankelijk
• door de eenheid gevraagde
technische ruimten
• ruimten voor de luchtinlaat/uitlaat
• max. toegestane afstand van de
elektrische aansluitingen
• installeer het toestel opgetild
vanaf de grond
• controleer het gewicht en de
draagkracht van het onderdeel
• controleer of alle lagerpunten zijn
uitgelijnd en waterpas staan
• condenswater aftappen
• rekening houden met de
maximaal mogelijke
sneeuwhoogte
• vermijd plaatsen die onderhevig
kunnen zijn aan overstromingen
• Bescherm het onderdeel met een
geschikte omheining om toegang door
onbevoegd personeel (kinderen,
vandalen, enz.) te voorkomen.
Een correcte circulatie van de lucht is
noodzakelijk om de goede werking van
het toestel te garanderen.
Vermijd dus:
• obstakels voor de luchtstroom
• ventilatieproblemen
• bladeren
voorwerpen
kunnen blokkeren
• winden die de luchtstroom belemmeren
of bevorderen
het
• warmte- of verontreinigingsbronnen
in de nabijheid van het toestel
te
(schoorstenen, afzuigkappen, enz.)
• Stratificatie (koude lucht die stagneert
op de bodem)
• recirculatie (uitgestoten lucht die
weer wordt aangezogen)
• plaatsing onder het maaiveld, bij zeer
hoge muren, onder daken of in
hoeken, waardoor stratificatie- of
recirculatiefenomenen kunnen
ontstaan.
• Het negeren van de voorgaande
aanwijzingen kan de energie-
efficiëntie beïnvloeden of leiden tot
blokkering door HOGE PRES- SURE
(in de zomer) of LAGE PRES- SURE
(in de winter).
in
of
andere
vreemde
die
de
luchtspoel
31
Structuur voor installatie
•
Zowel stalen als betonnen
onderstellen kunnen geschikt
zijn.
•
De basis moet een hoogte van
ten minste 300 mm boven de
grond hebben, zodat er
voldoende ruimte is voor de
installatie van hy draulische
leidingen en elektrische
aansluitingen.
•
Controleer of de basis en de
lagerpunten waterpas zijn.
•
Voorzie een afvoer voor de
condens die zich op de
warmtewisselaar kan vormen
wanneer het toestel als
verwarming werkt.
De afvoer moet de condens
wegleiden van wegen en
plaveien, vooral op plaatsen waar
condensatie kan bevriezen.
•
Zorg ervoor dat de
installatiebasis gescheiden is van
de gebouwen, aangezien het
lawaai en de trillingen kunnen
pro- blemen.
•
Bevestig het toestel aan de
fundering met behulp van de
montagegaten op de onderkant
van het toestel.
Voorkom opeenhoping van
sneeuw. De verdamper en de
ventilatoren moeten altijd vrij
worden gehouden van obstakels,
opgehoopte bladeren, sneeuw,
enz.
Als de unit is geïnstalleerd op een
plaats waar het kan sneeuwen:
• installeer het toestel niet onder
bomen of daken waar zich
sneeuw kan ophopen
• een basis van een geschikte
hoogte voor een eventuele
opeenhoping van sneeuw.
• zorg voor een dak dat de
ventilatoren kan beschermen
tegen opeenhoping van sneeuw.
• het dak mag geen kortsluiting
veroorzaken tussen de lucht die
door de ventilatoren wordt
uitgestoten en de lucht die door
de verdamper wordt
aangezogen.
Anders blokkeert de opgehoopte
sneeuw de luchtstroom en kan dit
problemen veroorzaken voor de
apparatuur.