STARTEN
Controleer
vóor
elke eerste start
het
oliepeil van
de
motor met
behulp
van
de
oliepeilstop
aan
de
rechterzijde
va
n de
motor,
Ook
de
watervoorraad
in
de
radiator
dient
te
worden
gecon-
troleerd,
evenals
de
brandsto{voorraad,
Het
is
verder noodzakelilk, dat de
accu
voldoende
op
spanning
is. Na
een
periode
van
stilstand
kan
het
nodig
zijn
het
brandstofsysteem te ontluchten.
Zie
hiervoor bladz,
20.
Start nu als
volgt:
1, Zel de
stophe{boom
naar
boven
(zie
a{b,
7),
2.
Steek
de
contactsleutel
geheel
ín
de
schakelaar,
3.
Trap
het
koppelingspedaal
in
en
zel
de
versnellingshe{boom
vrij,
4,
Druk
de
startknop
in,
Indien
de
motor na
20
seconden
niet
loopt, dient
men
de
oorzaak
op
te
sporen.
Tildens
een
vorstperiode kan
het
star-
ten
zonodig worden
vergemakkelilkt
met
behulp
van
de
koudstart
instal-
latie:
1
. Zet de
stophef
boom
naa
r
boven
(zie
a{b,
7).
2,
Trek
de
rolhoes
op.
3,
Trek
de
stophe{boom
aan
de
in-
spuitpomp
naar buiten
(afb,
4).
4,
Steek
de
contactsleutel
geheeI
in
de
scha
kelaar,
5,
Trap
het
koppelingspedaal
in
en
zet de
versnelli
ngshe{boom
vrij.
6.
Tra
p
het
acceleratiepedaa
I
geheel
in
en druk op de
startknop totdat
de
motor
looot,
Indien echter
het
st:rttoerental
terug
gaat
lopen
dient
men het
sta
rten
te
beèindigen
en
enkele
minuten
te
wachten
alvorens
opnieuw
te
starten.
Opmerkingen:
Sta
rt
nooit
opn
ieuw,
a
lvorens
de motor
en ook de
sta
rtm
otor
sti
lstaa
n,
daa r
anders
het
tandwiel
op
de
startmotor
en de
starterkrans
op het
vliegwiel
worden
beschadigd.
Laat
uw
motor,
na
deze
te
hebben
gestart,
zo kort
mogelijk
stationair
draaien.
Afb.4.
Koud-start inrichting