De scherpstelling aanpassen
Hier vindt u informatie over hoe u de manier waarop de camera scherpstelt voor diverse onderwerpen kunt aanpassen.
Macro gebruiken
p A S M d v
Gebruik macro om foto's van dichtbij te maken, bijvoorbeeld
van bloemen of insecten. Voor de macro-opties, zie "Autofocus
gebruiken".
•
Probeer de camera heel stil te houden, om te voorkomen dat de foto's
onscherp worden.
•
Schakel de flitser uit als de afstand tot het onderwerp minder dan
40 cm bedraagt.
Autofocus gebruiken
Om scherpe foto's te maken, selecteert u de scherpsteloptie die
bij de afstand tot het onderwerp past.
1
Druk in de opnamemodus op [c].
Verpl.
2
Selecteer een optie.
Optie
Beschrijving
Normaal (AF): scherpstellen op een onderwerp op
meer dan 50 cm afstand.
Macro: scherpstellen op een onderwerp op 5 tot
50 cm afstand (50 tot 80 cm bij het gebruik van de
zoomfunctie).
Auto macro: scherpstellen op een onderwerp op meer
dan 5 cm afstand (meer dan 50 cm bij het gebruik van
de zoomfunctie)
Handm. scherp: scherpstellen op een onderwerp door
handmatig de scherpstelafstand te verstellen. (pag. 63)
Afhankelijk van de opnamemodus kunnen de opties verschillen.
62
Opname-instellingen
p A S M d v
Instellen
OK
OK