(A)
N° inkepingen
(C)
(D)
Vermogen max brander
AFSTELLING VAN DE BRANDERKOP
Op dit punt van de installatie zijn de branderkop
en de mof aan de ketel bevestigd zoals in fig (A).
De afstelling van de branderkop is dus uiterst ge-
makkelijk, het is een afstelling die uitsluitend af-
hangt van het MAX. vermogen dat de brander
ontwikkelt.
Deze waarde moet dus eerst bepaald worden,
alvorens tot de afstelling van de branderkop over
te gaan.
Er zijn drie afstellingen van de kop mogelijk:
- van de buitenste lucht R1
- van de centrale lucht R2
- van het gas R3.
Zoek in het diagram (C) de referentie waarop zo-
wel lucht als gas moeten worden afgesteld:
Afstelling buitenste lucht R1 (A)
D1083
Draai de schroef 4)(A) totdat hij correspondeert
met de referentie die gevonden is met het voor-
(B)
ste vlak 5)(A) van de flens.
Afstelling gas R3 (B)
Draai de schroeven 1)(B) en 4)(B) los en draai
de gasring 2) totdat de gevonden inkeping over-
eenstemt met de index 3).
Afstelling centrale lucht R2 (B)
Draai de smoorklep 5) totdat de gevonden inke-
ping overeenstemt met de schroef 4).
De schroeven 1) en 4) blokkeren.
Voorbeeld:
Vermogen brander = 400 kW.
Het diagram (C) toont aan wat de afstellingen
voor dit vermogen zijn:
- buitenste lucht
- centrale lucht
- gas
Na de afstelling van de kop, de brander 4)(D)
weer op de geleiders 3) monteren op ongeveer
100 mm afstand van de mof. 5) - brander in de
positie die is aangegeven op fig. (B)p.7 - breng
D2209
de sonde- en elektrodekabels naar binnen en
laat de brander vervolgens tot aan de mof glij-
den, brander in de positie die is aangegeven op
fig. (D).
Zet de twee schroeven 2) terug op de geleiders
3).
Bevestig de brander aan de mof met de schroef
1) en zet de veiligheidspin terug in één van de
twee geleiders 3).
D1085
Maak het gewricht 8) weer vast aan de gegra-
dueerde sector 7).
Let op
Bij het sluiten van de brander op de geleiders is
het aan te raden de hoogspanningskabel en de
kabel van de ionisatiesonde naar buiten te trek-
ken tot ze lichtjes aangespannen zijn.
8
: R1 = 5,3
: R2 = 2,7
: R3 = 0,7