mm
A
B
RS 45/M BLU
160
224
(A)
(B)
IONOSATIESONDE
(C)
(D)
C
M 8
ONTSTEKINGSELEKTRODE
D1081
D1082
INSTALLATIE
KETELPLAAT (A)
Boor gaten in de dichtingsplaat van de verbran-
dingskamer zoals aangegeven in fig. (A). Met
behulp van de thermische flensdichting - samen
met de brander geleverd - kunt u de juiste positie
van de te boren gaten vinden.
LENGTE BRANDERKOP (B)
De kop moet langer zijn dan de totale dikte van
de keteldeur voorzien van hittebestendig materi-
D455
aal. Volgende lengtes, L (mm), zijn verkrijgbaar:
Branderkop 10):
• kort
• lang
Er dient een hittebestendige bescherming 11)
aangebracht te worden tussen het hittebesten-
dig materiaal van de ketel 12) en de branderkop
10). De bescherming moet zodanig aangebracht
worden dat de branderkop verwijderd kan wor-
den.
Voor ketels waarvan de voorkant afgekoeld
wordt met water is geen hittebestendige be-
scherming 11)-12)(B) nodig, als dat niet uitdruk-
kelijk gevraagd wordt door de fabrikant van de
ketel.
BEVESTIGING BRANDER OP KETEL
D1080
(B)
Alvorens de brander op de ketel te bevestigen,
controleer door de opening van de branderkop of
de ionosatiesonde en de ontstekingselektrode
wel in de juiste stand staan zoals in (C).
Haal daarna de branderkop van de rest van de
brander, fig. (B):
- Verwijder de schroef 13) en de branderkap
14).
- Haak het gewricht 4) los van de gegradueerde
sector 5).
- Verwijder de schroeven 2) uit de twee geleiders
3).
- Verwijder de schroef 1) en schuif de brander
over de geleiders 3) ongeveer 100 mm naar
achteren.
Ontkoppel de sonde- en elektrodekabels en
trek de brander vervolgens helemaal van de
geleiders af, na de veiligheidspen van de ge-
leider 3) te hebben verwijderd.
De flens 9)(B) op de ketelplaat bevestigen, na
eerst de isolatieflens 6)(B), die samen met de
brander geleverd wordt, te hebben aangebracht.
Gebruik de 4 schroeven, die ook geleverd wor-
den, na ze met een produkt tegen het vastlopen
te hebben ingesmeerd.
De sluiting brander-ketel moet hermetisch zijn.
Mocht bij de voorafgaande controle de stand van
de ionisatiesonde en van de ontstekingselektro-
de niet juist zijn, de schroef 1)(D) verwijderen,
het binnenste gedeelte van de kop 2)(D) naar
buiten trekken en hun stand bijregelen.
De ionisatiesonde niet draaien, maar in de stand
laten zoals in (C). Als de sonde te dicht bij de ont-
stekingselektrode staat, dan kan de versterker
van de branderautomaat beschadigd worden.
7
RS 45/M BLU
229
354