DJI Mavic 3E/3T Gebruikershandleiding
9. Zorg ervoor dat uw vluchtgebied buiten alle GEO-zones ligt en de vluchtomstandigheden
geschikt zijn om met de drone te vliegen. Plaats de drone op een open en vlakke
ondergrond. Zorg ervoor dat er geen obstakels, gebouwen of bomen in de buurt zijn
en dat de drone zich op 5 meter afstand van de piloot bevindt. De piloot moet naar de
achterkant van de drone gericht zijn.
10. Ga om de vliegveiligheid te garanderen naar de cameraweergave van DJI
Pilot 2 en controleer de parameters op de voorbereidingschecklist, zoals de
uitvalbeveiligingsinstellingen, joystickmodus, RTH-hoogte en obstakelafstand. Het wordt
aanbevolen om de onbeheersbaaractie in te stellen op RTH.
11. Zorg ervoor dat DJI Pilot 2 goed is geopend om u te helpen bij het besturen van
de drone. ZONDER DE VLUCHTGEGEVENS DIE DOOR DE DJI PILOT 2-APP WORDEN
VASTGELEGD, KAN DJI IN BEPAALDE SITUATIES (WAARONDER BIJ VERLIES VAN UW
DRONE), MOGELIJK GEEN NAZORG BIEDEN OF AANSPRAKELIJKHEID AANVAARDEN.
12. Verdeel het luchtruim voor een vlucht wanneer er meerdere drones tegelijkertijd actief
zijn, zodat botsingen in de lucht worden voorkomen.
De motoren starten/stoppen
De motoren starten
Er wordt gebruikgemaakt van een gecombineerde joystickopdracht (CSC) om de motoren
te starten. Duw beide joysticks naar de binnenste of buitenste onderste hoeken om de
motoren te starten. Laat beide joysticks tegelijk los zodra beide motoren draaien.
De motoren stoppen
De motoren kunnen op twee manieren worden gestopt:
Methode 1: als de drone geland is, duwt u de gasjoystick naar beneden en houdt u deze
vast. De motoren stoppen na drie seconden.
Methode 2: als de drone geland is, duwt u de gasjoystick naar beneden waarna u dezelfde
CSC uitvoert die gebruikt werd om de motoren te starten. Laat beide joysticks los zodra de
motoren zijn gestopt.
①
Methode 1
32
©
2022 DJI. Alle rechten voorbehouden.
of
②
of
Methode 2