DJI Mavic 3E/3T Gebruikershandleiding
Landingsbescherming
Landingsbescherming wordt geactiveerd als Obstakelvermijding is ingesteld op Vermijden
of Remmen en de gebruiker de gasjoystick omlaag trekt om de drone te landen.
Landingsbescherming is ingeschakeld zodra de drone begint te landen.
1. Tijdens Landingsbescherming detecteert de drone automatisch en land voorzichtig op
geschikte grond.
2. Als wordt vastgesteld dat de grond niet geschikt is om te landen, blijft de drone zweven
wanneer de drone daalt tot 0,8 m boven de grond. Trek de gasjoystick langer dan vijf
seconden naar beneden en de drone zal zonder belemmeringen landen.
• Zorg ervoor dat u APAS gebruikt wanneer de zichtsystemen beschikbaar zijn. Zorg
ervoor dat er geen mensen, dieren, voorwerpen met kleine oppervlakken (bijv.
boomtakken) of transparante voorwerpen (bijv. glas of water) op het gewenste vliegpad
aanwezig zijn.
• Zorg ervoor dat u APAS gebruikt wanneer de zichtsystemen beschikbaar zijn of het
GNSS-signaal sterk is. APAS werkt mogelijk niet goed als de drone boven water of een
met sneeuw bedekt gebied vliegt.
• Wees extra voorzichtig wanneer u vliegt in extreem donkere (<300 lux) of heldere
(>10.000 lux) omgevingen.
• Let op DJI Pilot 2 en zorg ervoor dat APAS normaal werkt.
• APAS werkt mogelijk niet goed wanneer de drone in de buurt van vluchtlimieten of in
een GEO-zone vliegt.
Checklist ter voorbereiding van de vlucht
1. Zorg ervoor dat de afstandsbediening en de accu's van de drone volledig zijn opgeladen
en dat de Intelligent Flight Battery stevig is geïnstalleerd.
2. Zorg ervoor dat de propellers stevig zijn gemonteerd en niet beschadigd of vervormd
zijn, er geen vreemde voorwerpen in of op de motoren of propellers zitten en de
propellerbladen en -armen zijn uitgeklapt.
3. Zorg ervoor dat de lenzen van de zichtsystemen, camera's, het glas van de
infraroodsensoren en de extra verlichting schoon, vrij van stickers zijn en op geen
enkele manier geblokkeerd zijn.
4. Zorg ervoor dat u de gimbalbescherming verwijdert voordat u de drone inschakelt.
5. Zorg ervoor dat de afdekkingen van de microSD-kaartsleuf en de PSDK-poort stevig
gesloten zijn.
6. Zorg ervoor dat de antennes van de afstandsbediening in de juiste positie staan.
7. Zorg ervoor dat DJI Pilot 2 en de firmware van de drone zijn bijgewerkt naar de nieuwste
versie.
8. Schakel de drone en afstandsbediening in. Zorg ervoor dat de ledlampje voor de status
op de afstandsbediening en de indicatoren van het accuniveau op de drone continu
groen branden. Dit geeft aan dat de drone en de afstandsbediening zijn gekoppeld en
dat de afstandsbediening de drone bestuurt.
31
©
2022 DJI. Alle rechten voorbehouden.