Inhoudsopgave
Advertenties
Doorsnede Cu
50 mm²
70 mm²
95 mm²
Bevestig de aardklem van de werkstukkabel zorgvuldig, het liefst direct op het lasstuk. De
contactvlakken van de klem moeten altijd groot en schoon zijn.
Belast de laskabel niet overmatig om spanningsverlies en oververhitting te vermijden. Maak de
bevestigingspunten vrij van verf en roest.
2.5.
BEDIENINGSELEMENTEN EN GEBRUIK
Zie Kempoweld-PANELEN. Raadpleeg de paragraaf "KOELEENHEID" in de gebruiksaanwijzing.
2.5.1. Hoofdschakelaar (S1)
In de nulstand zijn alle stuur- en lasstroomkringen van de installatie uitgeschakeld. In de stand 15-28 V of 18-32
V en 28-48 V of 32-56 V staan de stuurkringen van de machine en de koeleenheid onder spanning. De primaire
kringen en laskringen staan niet onder spanning wanneer de lasstand niet wordt ingeschakeld met de pistoolscha-
kelaar.
Schakel het toestel altijd aan en uit met behulp van de hoofdschakelaar. Gebruik nooit de stekker om de eenheden
en de installaties aan en uit te schakelen.
2.5.2. Instelling voor lasspanning
Met de lagestand posities (15-28 V / 18-32 V) of na keuze hogestand (28-48 V / 32-56 V) van de hoofdschakelaar
kunt u telkens het lasspanningsbereik instellen. De lasspanning wordt ingesteld met behulp van twee draaischake-
laars. De S2 is een schakelaar voor grove instelling terwijl de schakelaar S3 dient voor fijnregeling.
Insteltabel, schakelaarposities:
Hoofdschakelaar
keuzestand
Grove instelling
lagestand
hogestand
2.5.3. Controlelampjes
De controlelampjes geven informatie over de elektrische functies:
Het groene AAN-controlelampje H1 brandt altijd wanneer de machine is aangesloten op het stroomnet en u het
lasspanningsbereik hebt gekozen met de hoofdschakelaar.
Het gele controlelampje H2 licht op wanneer de thermische beveiliging van de laskring door oververhitting werd
geactiveerd. De thermische beveiliging treedt in werking wanneer de nominale belasting van de stroombron continu
wordt overschreden of de koelluchtcirculatie wordt gehinderd.
De koelventilator koelt de machine af en nadat het controlelampje is gedoofd, kan weer,door de pistoolschakelaar
in te drukken,worden gelast.
2.5.4. Stuurzekering (F1)
Achterop de stroombron bevindt zich een 8 A zekering (F1) ter beveiliging tegen kortsluiting. Gebruik altijd het
juiste type zekering. De garantie geldt niet voor schade veroorzaakt door het gebruik van verkeerde zekeringen.
Wanneer de zekering opnieuw doorslaat, moet u het toestel laten nakijken.
2.5.5. Smoorspoelregeling
De lichtboog wordt geregeld via de aansluiting van de werkstukkabel op de twee Dix-aansluitingen op het voor-
paneel.
De aansluiting op het korte symbool geeft een lichtboog die speciaal is bedoeld voor het lassen van dunne platen en
ferro-metalen met draad van 0.6 -1.0 mm en CO
dikkere draad en in het bijzonder voor aluminium en roestvaste materialen. De lastoepassing is meestal bepalend
voor de keuze van de meest geschikte aansluiting en deze dient dan ook proefondervindelijk te worden bepaald.
© KEMPPI OY
Inschakelduur ED
100 %
60 %
285 A
370 A
355 A
460 A
430 A
560 A
Fijne instelling
1 / 4
1- max
2 / 4
1- max
3 / 4
1- max
4 / 4
1- max
1 / 4
1- max
2 / 4
1- max
3 / 4
1- max
4 / 4
1- max
-beschermgas. De aansluiting op het lange symbool is bedoeld voor
2
Spanningsverlies / 10 m
voor 100 A
40 %
450 A
560 A
680 A
4200, 4200W
Vrijloopspanning
Vrijloopspanning
14.6 - 16.3 V
16.6 - 18.8 V
19.2 - 22.0 V
22.5 - 26.1 V
27.1 - 30.0 V
30.5 - 34.2 V
34.9 - 39.7 V
40.5 - 47.1 V
KEMPOWELD 4200, 4200W, 5500W / 0531 – 9
0.35 V
0.25 V
0.18 V
5500W
18.0 - 20.0 V
20.7 - 23.0 V
23.8 - 26.8 V
27.9 - 32.0 V
31.1 - 33.1 V
36.4 - 40.3 V
41.8 - 46.9 V
49.0 - 56.2 V
Advertenties
Inhoudsopgave
