Bediening van de machine
Automatische regelfunctie configureren
1. Selecteer de functie "Auto control" (automatische regelfunctie) in het gereedschapsmenu om een
2. Voer de bron, de drempelwaarde(n)/waarde(n) en het doel van de waardeafhankelijkheid in.
3. Schakel indien gewenst de bijbehorende waardeafhankelijkheid uit via de tegel in de rechterbo-
6.5 Apparaatinstellingen (Settings, Instellingen)
Ga naar de apparaatinstellingen om wijzigingen in de OmniControl en de geïnstalleerde opties door te
voeren.
RS485
front option
Afb. 29:
1 RS-485 bedieningsmodus
2 Fabrieksinstellingen
3 Introscherm verbergen
Apparaatinstellingen
● Fabrieksconfiguratie (defaults): OmniControl resetten naar fabrieksinstellingen
● Introscherm verbergen (intro overslaan)
● Geïnstalleerde opties (option/back option): Opties configureren; de weergave varieert, afhankelijk
● RS-485 bedieningsmodus (RS485 host/alleen luisteren/apparaat): RS-485-interface bedienings-
6.6 Apparaatgegevens (About)
Ga naar Apparaatgegevens voor het OmniControl-codenummer, de geïnstalleerde opties en hun hard-
ware- en firmwareversies.
36/50
of meerdere waardeafhankelijkheden te configureren.
venhoek van het scherm.
Voorbeeld van automatische regelfunctie
De afbeelding in "Voorbeeld van weergave automatische regelfunctie" toont de afhankelijk-
heid van twee apparaten die door de OmniControl worden geregeld: Als u apparaat 1
(RS485:1) inschakelt, start tegelijkertijd apparaat 2 (RS485:2). De desbetreffende regelpa-
rameter in het voorbeeld is [P:010]. De afhankelijkheid werkt op dezelfde wijze bij het uit-
schakelen.
1
2
3
view defaults
skip intro
!
back option 1
settings
5
Apparaatinstellingen
van de uitvoering van de OmniControl en de geïnstalleerde opties
modus configureren
OmniControl resetten naar fabrieksinstellingen
Als u de OmniControl reset naar de fabrieksinstellingen, worden de gegevensweergaven
verwijderd die u hebt aangemaakt of aangepast.
4
display
42
123
4
Display
5
Geïnstalleerde opties