Programmering
Oproepsignaal
Uw toestel heeft de mogelijkheid om 10 verschillende signaalvariaties in te stellen.
#
Flitslicht bij oproep aan-/uitschakelen
De functie „Flitslicht bij oproep" is bij levering van de telefoon ingeschakeld.
#
Alarmgebruik
De alarmoproep functie moet via de programmering worden ingeschakeld. U kunt 4
telefoonnummers programmeren, die via de alarmtoets op de telefoon gekozen kunnen
worden.
Bij het gebruik van alarmoproep hebben de alarmoproepen voorrang op alle andere tele-
foonfuncties. Hierdoor worden alle inkomende oproepen geweigerd als er gelijktijdig een
alarmoproep wordt gedaan.
De alarmoproep kan worden voorzien van een alarmbericht, die eerst ingesproken moet
worden zie pagina 32).
De draadloze alarmoproep functie is vanaf blz 33 beschreven. Voor de alarmnummers, die
de draadloze noodzenders kunnen worden toegewezen, zijn 9 aparte geheugenplaatsen.
P-toets en vervolgens #- toets (langer dan 1 sec.) indrukken.
PIN-code ingeven.
Code 220 ingeven. Het ingestelde oproepsignaal wordt
weergegeven.
Signaal via de cijfertoetsen (0 - 9) wijzigen.
P-toets indrukken. De instelling is opgeslagen.
P-toets en vervolgens # toets kort indrukken.
Code 40 voor „Flitslicht bij oproep aan" of
Code 41 voor „Flitslicht bij oproep uit" ingeven.
P-toets indrukken. De instelling is opgeslagen.
27