Voorkom dat het sproeimiddelreservoir overloopt,
dat openbare waterlopen, regen- en riolerings-
kanalen verontreinigd raken.
Veeg gemorst sproeimiddel onmiddellijk weg.
Fig. 10
Identificatie van de reservoirinhoud:
Breng de sticker voor de reservoirinhoud
herbicide, fungicide of insecticide aan op het
reservoir.
De omschrijving van het gebruikte sproeimiddel
moet aan het apparaat worden aangebracht en
moet bij elke wissel van sproeimiddel worden
geactualiseerd.
OPGELET:
Giet nooit verschillende sproeimiddelen in
het sproeimiddelreservoir. Als u van sproeimiddel
verandert, dient u het sproeimiddelreservoir en alle
onderdelen die met het sproeimiddel in aanraking
zijn gekomen, grondig te reinigen en met veel
zuiver water te spoelen.
Nooit agressieve, zuur- en oplosmiddelhoudende
reinigingsmiddelen (b.v. benzine) gebruiken.
11. Starten / Stoppen van motor
Voor het begin van het werk en voor elke
startprocedure de motorsproeier controleren
op perfecte werking en voorgeschreven
toestand (gasbediening, kortsluitschakelaar,
bescherminrichting, draagriem en
brandstoflekken onderzoeken).
Voor het starten en tijdens het werk moet de
gebruiker een stabiele positie en een veilige
lichaamshouding aannemen.
Voor u de motorsproeier start, naar een andere
plaats gaan, minstens 3 m van de plaats waar
u heeft getankt.
Starten van een koude motor:
Stop-schakelaar in bedrijfspositie "I" zetten en
uitschakelkraan sluiten (OFF).
Fig. 11
Sluit choke met chokehendel (10).
Druk primer (11) enkele keren in totdat
brandstof zichtbaar is in de primer.
Het apparaat met de linkerhand naar de bodem
al indrukkend vastzetten, eventueel een voet
extra op de standvoet plaatsen. Trek met de
rechterhand beheerst aan startergreep (7) totdat
u weerstand voelt. Trek vervolgens snel en ferm
door totdat de motor aan wil slaan (slag
motor).
Indien de motor "probeert" aan te slaan/
ontsteekt, de startklep in de middelste stand (deels
open) plaatsen en
zo nodig het startproces herhalen. Bij zeer koude
omgevingstemperatuur de motor met de startklep
in de middelste stand (deels open) nog kort warm
laten draaien.
Zodra de motor soepel loopt, de startklep in
de open positie plaatsen.
Starten bij bedrijfswarme motor:
of na kortstondige stilstand.
Start de motor met de startklep in geopende
positie.
Stoppen van de motor
Gashendel loslaten en de stop-schakelaar in
"Stop"-positie zetten, tot de motor stilstaat.
12. Arbeidsaanwijzingen
12.1
Sproeiwerk
Uitschakelkraan openen: Hendel horizontaal -ON-
Uitschakelkraan sluiten: Hendel omhoog - OFF -.
De regeling van het debiet gebeurt met de daartoe
bestemde doseerhuls.
Als de sproeier vooral omhoog wordt gericht (hoge
bomen), is het aan te bevelen de als toebehoren
aangeboden vloeistofpomp te gebruiken
(bestelnr.: 49117).
Richtwaardentabel
doseerhuls
A
l/min
Stand 1
0,60
Stand 2
1,15
Stand 3
2,25
Stand 4
3,00
Met wijdstraalsproeier (Fig. 12 - 18) en
breedstraalsproeier (Fig. 12 - 18a);
Opmerking: De toebehorenkit van de
vloeistofpomp omvat een speciaal doseerelement,
dat moet worden ingebouwd als de vloeistofpomp
wordt gebruikt.
B
A
B
l/min
l/min
l/min
0,15
0,55
0,50
0,25
1,20
1,20
0,40
2,30
2,10
0,45
3,05
3,00
NEDERLANDS 7