REMKO ATR-5
Installatie
Voor werkzaamheden aan het
■
apparaat alle stroomvoerende leidingen
spanningsvrij schakelen
De aansluiting moet volgens het
■
schakelschema op pagina 18 worden
uitgevoerd
Het apparaat is alleen voor het
■
aansluiten op permanent gelegde
leidingen toegelaten
Bij de installatie van het apparaat
■
moet erop gelet worden, dat
elektriciteitskabels, zoals netvoedings-
en relaisaansluitkabels niet met
laagspanningskabels, zoals
voelerleidingen in contact komen
(minimale afstand 4 mm bij geïsoleerde
basisgeleiders)
Er moet volgens de eisen van EN 60730
■
deel 1 voor voldoende bescherming
tegen zelfstandig losraken van alle
aansluitleidingen gezorgd worden.
Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door
het samenbinden van de leidingen met
geschikte kabelbinders
Ook VDE 0100, EN 60730, deel 1
■
en de voorschriften van het lokale
energiebedrijf moeten in acht genomen
worden
LET OP
Fouten bij het aansluiten kunnen
tot beschadiging van het apparaat
leiden! Voor schade die het gevolg
is van verkeerd aansluiten en/of
ondeskundig gebruik wordt geen
aansprakelijkheid aanvaard!
14
Mocht het apparaat onverwacht
■
niet werken, controleer dan eerst
de correcte aansluiting en de
stroomvoorziening
Gebruik voelerleidingen die aan de
■
eisen voldoen en let op de maximale
leidinglengte en de vereiste minimale
diameters
Maximale
leidinglengte
30 m
45 m
60 m
90 m
LET OP
Om storingen te voorkomen, mogen
de externe voelerleidingen niet
samen met andere stroomvoerende
leidingen gelegd worden. Er moet
een minimale afstand van 4 mm
ten opzichte van geïsoleerde
basisgeleiders aangehouden
worden.
Leidingdiameter
0,50 mm²
0,75 mm²
1,00 mm²
1,50 mm²