SEnS (displayweergave sensorinstelling)
Voorinstelling
0,0K
Voor de sensorinstelling moeten stabiele
temperatuurwaarden beschikbaar zijn.
Bovendien moet de sensor bij gebruikelijke
omgevingstemperaturen van ca. 20°C
ingesteld worden.
Om een deskundige temperatuurregeling
te kunnen uitvoeren, moeten de werkelijke
temperatuur die het apparaat toont en de
temperatuur op de sensor (te meten met
een geschikte temperatuurmeter) bekend
zijn.
Onder het menupunt SEnS kan dan het
verschil tussen deze twee waarden binnen
de grenzen van ± 3,0K ingesteld worden.
Voorbeeld:
Op het apparaatdisplay wordt 20,7°C
getoond.
De temperatuurmeter geeft de temperatuur
voor de sensor aan met 19,9°C.
Onder het menupunt SEnS moet dan
– 0,8 ingesteld worden.
AANWIJZING
De nauwkeurigheid van de
temperatuurmeting is afhankelijk
van de leidinglengte en doorsneden.
(Zie tabel op pagina 14)
H C
Grenzen
± 3,0K
In de modus Verwarmen wordt het
aangestuurde relais aan de linkerkant
van het displaj met een pijl () naar
boven weergegeven, in de modus
Koelen met een pijl () naar onder.
(Displayweergave Verwarmen/
Koelen, interne omschakeling "HE")
Voorinstelling
H E
(verwarmen)
Alternatief
C o
(koelen)
11