6.11 Uitleg menu TOESTEL SPECIFICATIE
In menu TOESTEL SPECIFICATIE kunnen de basis
toestelgegevens in de hieronder aangegeven volgorde
uitgelezen worden.
ORIENTATIE
TYPE
VERSIE
6.12 Uitleg menu BALANSINSTELLING
BALANS FIJNAFST. : Het toestel is voorzien van
een constantflow regeling die zelf regelt dat er net
zoveel lucht wordt afgevoerd als er wordt toegevoerd.
Hierbij houdt het toestel zelf rekening met verschil in
kanaalweerstand. Laat de waarde in dit menu altijd
op 0% staan zodat beide luchtstromen altijd in balans
blijven.
In het menu "Balansinstelling" kan een onbalans tussen
toevoerlucht en afvoerlucht worden ingesteld. (MENU>lo
gin>BALANSINSTELLING>BALANS FIJNAFST.)
BALANSINSTELLING
OPENHAARD MODUS: (niet bij alle firmware versies)
JA: (standaard) Indien er voor JA wordt gekozen blijven
de afvoerlucht en toevoerlucht ten alle tijde in balans
(ook tijdens vorstbedrijf). Als gevolg hiervan schakelt het
toestel de ventilatoren sneller uit in vorstbedrijf.
NEE: (onbalans vorstregeling). Indien er voor NEE wordt
gekozen wordt er met een toestel zonder voorverwarmer
in vorstbedrijf overgeschakeld naar de vorstregeling in
onbalans (toevoerlucht hoeveelheid wordt verlaagd). Een
toestel met voorverwarmer blijft tijdens vorst bedrijf in
balans. Alleen in het geval van een voorverwarmer error
wordt er overgeschakeld naar vorstregeling in onbalans.
De +-instelling (meer afvoerlucht) is alleen mogelijk als
OPENHAARD MODUS op NEE staat ingesteld. Hierdoor
wordt voorkomen dat er onderdruk in woning ontstaat.
20 - NL
Betekenis
Geeft de huidige oriëntatie van het toestel
weer:
■ LINKSE UNIT heeft de
luchtaansluitingen die het huis in gaan
aan de linkerkant en de sifonaansluiting
aan de rechterkant;
■ RECHTSE UNIT heeft de
luchtaansluitingen die het huis in
gaan aan de rechterkant en de
sifonaansluiting aan de linkerkant.
Geeft de huidige uitvoering van het toestel
weer
■ ComfoAir PRO 300 geeft aan dat het
toestel een maximale luchtcapaciteit
3
heeft van 330 m
/h;
Geeft de huidig geïnstalleerde
softwareversie weer.
6.13 Uitleg menu ANALOOG 0-10V en RF
INSTELLING (optioneel)
Het toestel kan worden aangestuurd doormiddel van
een willekeurig analoog 0-10 V signaal en/of een RF
signaal. Om de aansturing goed te laten verlopen zijn
de volgende parameters in te stellen in de hieronder
aangegeven volgorde.
ACTIVATIE
METHODE
1
SETPOINT
2
MIN. INSTELLING
2
MAX. INSTELLING
1
P-WAARDE
1
I-WAARDE
INVERTEREN SIGNAAL
UITLEZEN
1
Alleen relevant indien METHODE REGELEN is
gekozen.
2
Alleen relevant indien METHODE STUREN of
METHODE STUREN DISCREET is gekozen.
6.14 Uitleg menu VOORVERWARMER
(optioneel)
In het menu VOORVERWARMER kan de aanwezigheid
van een voorverwarmer worden aangepast. Indien
VOORVERW.AANW. op NEE staat ingesteld schakelt het
toestel, in vorstbedrijf, over naar vorstregeling zonder
voorverwarmer.
Betekenis
■ AAN geeft aan dat het toestel moet
kijken naar een 0-10 V of RF signaal;
■ UIT geeft aan dat het toestel niet hoeft
te kijken naar een 0-10 V of RF signaal.
■ STUREN DISCREET geeft aan dat het
toestel het 0-10 V of RF signaal als
een stuursignaal met 3 stappen moet
behandelen;
■ STUREN geeft aan dat het toestel
het 0-10 V of RF signaal als een
stuursignaal moet behandelen;
■ REGELEN geeft aan dat het toestel
het 0-10 V of RF signaal als een
regelsignaal moet behandelen.
Het setpoint waarop het toestel moet gaan
regelen.
De inkomende waarde waarop het toestel
minimaal moet uit gaan sturen. (STAND
LAAG)
De inkomende waarde waarop het toestel
maximaal moet uit gaan sturen. (STAND
HOOG)
De proportionele band waarde waarop het
toestel moet gaan regelen.
De integratietijd waarop het toestel moet
gaan regelen.
■ NEEN: de unit interpreteert 0V als
LAAG en 10V als HOOG signaal.
■ JA:
de unit interpreteert 0V als
HOOG en 10V als LAAG signaal .
Het huidige binnenkomende 0-10 V of RF
signaal.