5
Testen en onderhoud
5) Activeer het Brigade Backsense
en controleer of het statuslampje binnen 7 seconden constant groen brandt op het display.
6) Als op het display een van de 5 zonelampjes brandt, zijn er waarschijnlijk een of meer
objecten in het detectiegebied die de test verstoren. Verplaats het voertuig naar een vrij
gebied en ga verder.
7) Controleer de afstand van elke detectiezone: Beginnend aan de buitenkant van het
detectiegebied moet de operator verschillende punten langs de middellijn van de
detectiebreedte controleren tot op ongeveer 0,4 m afstand van de sensor. Het scherm moet
de detectiewaarschuwingen via de brandende zonelampjes, de zoemersnelheid en, als de
triggeruitgang wordt gebruikt, het aangesloten apparaat of de aangesloten functie
weergeven. De operator moet de afstand noteren waarop elke detectiezone wordt
geactiveerd en of dit overeenkomt met het geïnstalleerde systeem of de configuratie voor
dit voertuig.
8) Controleer of objecten tussen 0,3 m afstand van de sensor en binnen zone 1 worden
gedetecteerd. Alle zoneverlichting moet actief blijven zolang het object zich in zone 1
bevindt.
9) Bewustzijn voor detectie op zeer korte afstand: Controleer of objecten op minder dan 0,3 m
afstand van de sensor niet worden gedetecteerd. Alle zonelampjes en de zoemer moeten
na minder dan 3 seconden uitschakelen, waarbij alleen het statuslampje constant groen
blijft branden.
10) Net als bij de vorige tests moet de operator alle randen van het detectiegebied scannen
volgens het geïnstalleerde systeem of de configuratie voor dit voertuig. Hij moet de
gedetecteerde locaties noteren en controleren of ze overeenkomen met het detectiegebied
dat is ingesteld toen dit Brigade Backsense
Vervolg
-systeem (zorg ervoor dat het voertuig niet kan bewegen)
®
-systeem op dit voertuig werd geïnstalleerd.
®
15