66
nl | Diagnose
1.
2.
3.
Alle knooppunten die in het netwerk kunnen worden bereikt via het knooppunt dat momenteel
wordt bediend en in het netwerk worden herkend door het systeem, worden weergegeven
onder Knooppunt.
CAN1 t/m USB1 geven de interfaces op het momenteel bediende centraleknooppunt aan. In
dit voorbeeld zijn dit de interfaces van knooppunt 1.
Het type interface op het centraleknooppunt dat momenteel wordt bediend, wordt vermeld
onder interface.
De volgende interfaces kunnen worden toegewezen:
–
–
–
–
–
–
Het aantal knooppunten dat moet worden gepasseerd om het knooppunt te bereiken, wordt
ingevoerd onder Afstand. Voor knooppunten met directe toegang via IP-multicast is de waarde
1; voor knooppunten met verbinding via andere interfaces (bijv. CAN) naar knooppunten met
toegang via IP-multicast wordt de waarde stapsgewijs verhoogd (bijv. verbinding via IP-
multicast + CAN1/CAN2, waarde = 2).
Er kan een knooppuntnummer van 1 tot 32 worden toegewezen aan centrales. Alle getallen
boven 240 (241-255) worden dynamisch toegewezen en gebruikt, bijvoorbeeld voor een OPC-
server of een pc met FSP-5000-RPS software.
14.7.2
Consistency check
Inconsistenties tussen de netwerkinstellingen die zijn geconfigureerd in FSP-5000-RPS en
netwerkinstellingen in de paneelcontroller worden weergegeven onder Diagnose -
Netwerkservices -.
Consistentiecontrole.
1.
2.
3.
Problemen van actieve configuratie:
De tabel geeft inconsistenties aan tussen de netwerkinstellingen in de actieve configuratie van
de paneelcontroller ("actief") en de instellingen die geconfigureerd zijn in RPS
("geconfigureerd").
Verwachte problemen na opnieuw opstarten:
De tabel geeft inconsistenties aan tussen de netwerkinstellingen die reeds geconfigureerd zijn
in de centrale maar pas actief worden bij een herstart ("opgeslagen") en de instellingen die
geconfigureerd zijn in RPS ("geconfigureerd").
2013.07 | 3.0 | F.01U.258.935
Selecteer in het startmenu Diagnose
Netwerkservices
Routeringstabel
Er wordt een tabel met routeringsinformatie weergegeven.
CAN 1-interface
CAN 2-interface
Ethernet 1 (IP-multicast of UDP-tunnel)
Ethernet 2 (IP-multicast of UDP-tunnel)
Seriële interface
USB 1-interface
Selecteer in het startmenu Diagnose
Netwerkservices
Consistentiecontrole
Wanneer er inconsistenties zijn vastgesteld tussen de netwerkinstellingen die zijn
opgeslagen in de paneelcontroller en netwerkinstellingen die zijn geconfigureerd in
FSP-5000-RPS, worden deze aangegeven. U kunt de pijltoets op het display gebruiken om
te schakelen tussen Problemen van actieve configuratie: en Verwachte problemen na
opnieuw opstarten:.
Bedieningshandleiding
Paneelcontroller
Bosch Sicherheitssysteme GmbH