6.7 Aansluiten van het koelsysteem
Watergekoelde dieselmotoren kunnen worden gekoeld met een
waterstroom door een leiding die via een koelcircuit op de warm-
tewisselaar is aangesloten.
Het koelcircuit bestaat uit het leidingwerk met zowel een hoofdlei-
ding als een omloopleiding, isolatiekleppen, reduceerkleppen, fil-
ters, een drukmeter en een magneetventiel.
Zie afb. 17 en 18.
Afb. 17 Koelcircuit met omloopleiding
Installeer een leiding aan de perszijde van de warmtewisselaar.
Zie afb. 18. De nominale diameter van de leiding mag niet kleiner
zijn dan de uitlaat van de warmtewisselaar (1 1/4" of 1 1/2").
Afb. 18 Warmtewisselaar met flowschakelaar
6.7.1 Minimale druk
Teneinde correcte koeling van de motor te waarborgen, moet na
de vuilvanger de hieronder vermelde druk heersen.
Type
Koelwater teruggeleid naar opslagtank
6.7.2 Filter in koelcircuit
De isolatiekleppen in de omloopleiding zijn gesloten tijdens nor-
maal bedrijf. Open de kleppen alleen als het filter in de hoofdlei-
ding vuil is en voorkomt dat het koelwater de motor koelt. Een
vervuild filter resulteert in onvoldoende druk op de drukmeter.
12
6.8 Rookgasafvoersysteem
Deze paragraaf heeft betrekking op pompsets met
N.B.
dieselmotor.
Waarschuwing
Uitlaatgassen moeten veilig naar de open lucht wor-
den afgevoerd via het uitlaatsysteem.
Uitlaatgassen mogen niet binnen ontsnappen. Wer-
king zonder een rookgasafvoer systeem is niet veilig.
Waarschuwing
Zorg dat niemand per ongeluk met hete rookgasaf-
voer buizen in aanraking kan komen.
Waarschuwing
Bij het vastlassen van de uitlaatpijp van de motor aan
de hoofdrookgasafvoerbuis, moet u het volgende
dragen: beschermende handschoenen, bescher-
mende kleding die geschikt is voor het werk, een
goedgekeurde veiligheidshelm voor laswerk en vei-
ligheidsschoenen.
Installeer de rookgasafvoer zo recht mogelijk en met zo weinig
mogelijk bochten. Installeer de meegeleverde geluidsdemper
horizontaal na de eerste 90 °-bocht gezien vanaf de motoruitlaat.
Plaats het rookgasafvoersysteem zodanig dat condensatiewater
niet in de motor kan binnendringen. Bevestig het rookgasafvoer-
systeem aan het gebouw. Sluit het rookgasafvoersysteem aan op
de flexibele uitlaatopening van de motor. De rookgasafvoerope-
ning is bij het transport afgedekt met een plastic plug die verwij-
derd moet worden voordat de rookgasafvoer op de buizen wordt
aangesloten. Zie de pijl in afb. 19. De flexibele aansluiting van de
motor mag niet worden gebruikt als compensatie voor foutief uit-
gelijnd leidingwerk.
Waarschuwing
De afdichting van de uitlaatlens moet worden gemon-
teerd en de flens moet worden vastgedraaid tot 220
Nm.
Draai alle flensbouten opnieuw aan na inbedrijfstel-
ling en afkoeling.
De minimale diameter van de rookgasafvoerpijpen mag niet klei-
ner zijn dan de afzuigopening van de motor.
De diameter van de rookgasafvoer hangt af van de
systeemlengte, het type en aantal geluiddempers en
de bochten, want deze zijn allemaal van invloed op
de stromingsweerstand. Om de tegendruk van de
Druk
N.B.
afzuiging, zoals beschreven door de fabrikant van de
[bar]
dieselmotor, niet te overschrijden, kan het nodig zijn
om leidingen te gebruiken met een nominale diame-
2,0
ter die één of twee maten groter is dan de motoruit-
laat.
Afb. 19 Uitlaat van de motor
De uitlaat is geïnstalleerd met ANSI B 16,5 uitlaat-
N.B.
flenzen