Bediening
TempControl
bewaakt en regelt de tem-
TempControl
peratuur bij het braden:
- Het braadvet kan niet oververhit ra-
ken.
- De vermogensstanden hoeven niet
handmatig te worden aangepast.
- Vaak draaien van het gerecht is niet
nodig.
Plaats de pan zo dat de sensor zich
midden onder de pan bevindt.
TempControl is niet geschikt voor fri-
turen en koken.
Gebruik de functie alleen voor bakken
en braden.
Aanwijzingen voor het gebruik
- U kunt een temperatuur instellen van
140–230 °C.
- Plaats alleen pannen op de kookplaat
die aan de buitenkant droog zijn.
- Gebruik geen hete, bruin verkleurde of
klonterige olie of olie met voedings-
resten
- Voeg het te bereiden voedsel pas toe
wanneer u het signaal hoort. Wanneer
een onregelmatigheid wordt vastge-
steld, kan het zijn dat het verwar-
mingsproces wordt onderbroken.
- Voeg geen olie meer toe nadat het
voorverwarmen is begonnen.
- Verplaats de pan niet meer zodra het
voorverwarmen is begonnen.
38
TempControl activeren
Plaats de pan op de gewenste plaats.
Doe de gewenste hoeveelheid olie of
vet in de pan.
Kies
TempControl
Stel de temperatuur in.
Als de ingestelde temperatuur is be-
reikt, hoort u een signaal. De program-
maduur start automatisch.
Doe het gerecht in de pan.
Schakel de kookzone na gebruik uit.
Temperatuur wijzigen
Als u met meerdere pannen tegelijk
kookt en de gewenste weergave is niet
oranje, dan moet u eerst de weergave
kiezen.
Raak de weergave van de gewenste
pan aan.
Stel de temperatuur in.
.