Ruimtevoeler
S1155 wordt geleverd met een ruimtesensor (BT50),
die het mogelijk maakt om de kamertemperatuur te to-
nen en regelen op het display van de S1155.
Monteer de ruimtesensor in een neutrale positie waar
een insteltemperatuur is vereist. Een geschikte locatie
zou bijvoorbeeld kunnen zijn een vrije binnenwand in
een hal, ca. 1,5 m boven de vloer. Het is belangrijk dat
de ruimtesensor tijdens het meten van de juiste kamer-
temperatuur niet wordt gehinderd, bijvoorbeeld doordat
deze in een nis, tussen planken, achter een gordijn, bo-
ven of nabij een warmtebron, in een tochtstroom van
een buitendeur of in direct zonlicht wordt geplaatst. Ook
dichtgedraaide radiatorthermostaten kunnen problemen
veroorzaken.
S1155 werkt zonder ruimtesensor, maar indien u de
binnentemperatuur van de woning wilt aflezen van het
display op de S1155, moet de ruimtesensor worden
geïnstalleerd. De ruimtesensor is aangesloten op klem-
menstrook X28:13 en op een willekeurige ingang op
klemmenstrook AA2-X29.
Indien er een ruimtesensor wordt gebruikt om de kamer-
temperatuur in °C te wijzigen en/of om de kamertempe-
ratuur te finetunen, moet de sensor worden geactiveerd
in menu 1.3 "Instellingen ruimtesensor".
Als er een ruimtesensor wordt gebruikt in een kamer
met vloerverwarming, dient deze uitsluitend een weer-
gavefunctie te hebben en geen functie ter controle van
de kamertemperatuur.
AA2-X28
BT1
14
BT50
13
BT25
12
AUX9
11
AUX8
10
AA2-X29
LET OP!
Wijzigingen van temperatuur in de woning ne-
men tijd in beslag. Korte perioden in combinatie
met vloerverwarming leveren bijvoorbeeld geen
merkbaar verschil op in de kamertemperatuur.
Externe energiemeter
Er zijn een of twee energiemeters (BE6, BE7) aangeslo-
ten op AA2-X28:1-2 of AA2-X30:7-8.
S1155
Extern
GND
9
+5V
8
0-5V
7
OT+
6
AA2-X30
AUX 2
4
AUX 1
3
+5V
2
0-5V
1
AA2-X28
NIBE S1155
BT50
+5V
BE6
+5V
BE7
Activeer de energiemeter(s) in menu 7.2 en stel vervol-
gens de gewenste waarde (energie per puls) in menu
7.2.19 in.
Laadmonitor
Geïntegreerde vermogensregeling
S1155 is voorzien van een eenvoudige vorm van een
geïntegreerde vermogensregeling, die de vermogentrap-
pen voor de elektrische bijverwarming beperkt door te
berekenen of toekomstige vermogentrappen kunnen
worden aangesloten op de relevante fase zonder dat de
gespecificeerde hoofdzekering wordt overschreden. In-
dien de stroom de gespecificeerde hoofdzekering mocht
overschrijden, is de vermogenstrap niet toegestaan. De
grootte van de hoofdzekering van het gebouw is gespe-
cificeerd in menu 7.1.9.
Vermogensregeling met stroomsensor
Als er in het gebouw veel stroomverbruikende producten
zijn aangesloten terwijl de elektrische bijverwarming in
bedrijf is, bestaat het risico dat de hoofdzekeringen van
het gebouw doorslaan. S1155 is voorzien van een ver-
mogensregeling die met behulp van een stroomsensor
de elektrische stappen voor de elektrische bijverwarming
monitort door de stroom tussen de verschillende fasen
te verdelen of door de elektrische bijverwarming uit te
schakelen bij een overbelasting in een fase. Als de
overbelasting ondanks het uitschakelen van de elektri-
sche bijverwarming blijft bestaan, toert de compressor
terug. Er wordt weer ingeschakeld als het overige
stroomverbruik afneemt.
LET OP!
Activeer voor een volledige functie fasedetectie
in menu 7.1.9.
Aansluiten van stroomsensoren
Om de stroom te meten, moet een stroomsensor wor-
den gemonteerd op iedere ingaande faseleiding in de
verdeelkast. De verdeelkast is een prima plek voor de
installatie.
Sluit de stroomsensoren aan op een meeraderige kabel
in een behuizing direct naast de elektrische verdeelkast.
De meeraderige kabel tussen de behuizing en de S1155
moet een kabeldikte van minimaal 0,5 mm² hebben.
Hoofdstuk 5 | Elektrische aansluitingen
23