3.- INBEDRIJFSTELLING EN WERKING
3.1.- CONTROLES VOORAFGAAND AAN HET OPSTARTEN.
1. Controleer of de afvoerbuisverbindingen en hun bevestigingen veilig zijn en of de unit gekanteld is naar de afvoerzijde.
2. Inspecteer de staat van de kanalen en roosters (roosters schoon en vrij van verstoppingen, geen scheuren in het
kanaal, enz.).
3. Zorg ervoor dat de aansluitspanning overeenstemt met die op het typeplaatje en voldoet volgens het elektrische sche-
ma van de unit en dat de juiste kabels gebruikt worden. Controleer de aanspanning van de elektrische aansluitingen
met de klemmen en aarde.
4. Controleer het luchtfilter, dat in de behuizing ervan moet zitten en goed moet worden geplaatst (het metalen rooster
moet naar binnen gericht zijn).
FIGUUR VOOR DE STANDAARDUNITCONFIGURATIE VOOR SAMENGEBOUWDE MODELLEN
De wetgeving laat geen emissies van koudemiddel in de atmosfeer toe. Daarom moeten de koudemiddelen
gerecycleerd worden om te voorkomen dat ze terecht komen in de atmosfeer. De gerecycleerde koudemiddelen
moeten naderhand verwerkt worden door een geautoriseerd afvalbeheerder.
Deze componenten resulterend uit de recyclage van de unit moeten behandeld worden door een geautoriseerd
afvalbeheerder of een plaatselijk afvalverwerkingscentrum, volgens de wetgeving van kracht in elk land.
• 40 •
060D-075D-085D
Installatiehandleiding • COMPACTAIR ADV2 IOM-MIL162D-0920 09/2020