Telescopische verreikers
A
- Voorwoord
2.1.8 - Gevaar voor verbrijzeling / botsen
• Controleer de werkzone op bovenruimte, obstakels naast en onder de boom bij het heffen/laten
zakken van de boom en/of tijdens het rijden.
• Tjdens ebweging moeten alle lichaamsdelen binnen de cabine en het platform (indien aanwezig)
blijven.
• Baken de zone rond de basis van de telehandler af met een koord om personeel en andere
bewegende uitrustingen uit de buurt van de telehandler in gebruik te houden.
• Waarschuw personeel om niet te werken, staan of lopen onder een geheven boom.
• Rij niet achteruit (richting tegenover het gezichtsveld).
• Controleer de rijrichting.
• Houd het chassis van de machine op minstens 1 m (3 ft 3 in) afstand van gaten, hobbels, hellingen,
versperringen, puindelen en wegbedekkingen die eventuele gaten of overige gevaren op de grond
kunnen verbergen.
• Bij besturing het personeel op de grond minsten 5 m (16 ft 5 in) van de machine verwijderen.
• Als de rijrichting wordt veranderd (naar voren, achteren), moeten de joysticks of schakelaars eerst in
de neutrale stand worden gezet voordat de rijrichting wordt veranderd en een beweing wordt ingezet.
• Tijdens het rijden moet de boom zodanig worden geplaatst dat het zicht optimaal is en blinde hoeken
worden voorkomen.
• De gebruiker van de cabine moet de veiligheidsriem dragen conform overheidsregelgeving.
• Vermijd het botsen tegen vaste of mobiele (overige machine) obstakels.
• Andere machines (kranen, hoogwerkers, etc.) die in de werkzone actief zijn, verhogen het risico op
verplettering of botsing. Beperk activiteit van andere machines binnen de werkzone van de
telehandler.
• Houd rekening met de remafstand, beperkte zichtbaarheid en dode hoeken van de machine.
• Beperk en pas de verplaatsingssnelheid aan in functie van het type ondergrond, helling en personen
die zich in de omgeving bevinden.
28
4001009890
E 11. 18
NL