Installatie
2 Installatie
2.1 Checklist installatielocatie
•
De frequentieomvormer is voor koeling
afhankelijk van luchtcirculatie. Houd u aan de
beperkingen ten aanzien van de omgevingslucht-
temperatuur voor een optimale werking.
•
Zorg dat de installatielocatie voldoende
draagkracht heeft voor het installeren van de
frequentieomvormer.
•
Houd de binnenzijde van de frequentieomvormer
vrij van stof en vuil. Zorg dat de componenten zo
schoon mogelijk blijven. Zorg op bouwlocaties
voor een beschermende afdekking. Optionele
behuizingen van het type IP 55 (NEMA 12) of IP
66 (NEMA 4) kunnen noodzakelijke zijn.
•
Bewaar de handleiding, tekeningen en schema's
binnen handbereik in verband met gedetailleerde
installatie- en bedieningsinstructies. Het is
belangrijk dat de handleiding beschikbaar is voor
de bedieners van de apparatuur.
•
Plaats apparatuur zo dicht mogelijk bij de motor.
Houd de motorkabels zo kort mogelijk. Controleer
de motorkarakteristieken op geldende toleranties.
Gebruik niet meer dan
•
300 meter voor niet-afgeschermde
motorkabels;
•
150 meter voor afgeschermde kabels.
2.2 Pre-installatiechecklist
Frequentieomvormer en motor
•
Vergelijk het modelnummer van de eenheid op
het motortypeplaatje met uw bestelling om te
controleren of u de juiste apparatuur hebt
ontvangen.
•
Controleer of de onderstaande elementen
allemaal geschikt zijn voor dezelfde spanning:
Net (voeding)
Frequentieomvormer
Motor
•
Verzeker u ervan dat de nominale stroom van de
frequentieomvormer gelijk is aan of groter is dan
de vollaststroom voor het piekvermogen van de
motor.
De vermogens van de motor en de
frequentieomvormer moeten
®
VLT
HVAC Drive Bedieningshandleiding
MG11AH10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
overeenkomen in verband met een
juiste overbelastingsbeveiliging.
Als het nominale vermogen van de
frequentieomvormer lager is dan dat
van de motor kan het maximale
motorvermogen niet worden behaald.
2.3 Mechanische installatie
2.3.1 Koeling
•
Monteer de eenheid op een stevige, vlakke
ondergrond of op de optionele achterwand om
te zorgen voor de benodigde luchtkoeling (zie
2.3.3 Montage).
•
Zorg voor een vrije ruimte boven en onder de
eenheid, zodat de lucht kan circuleren. Over het
algemeen moet deze vrije ruimte 100-225 mm
bedragen. Zie Afbeelding 2.1 voor vereisten ten
aanzien van de vrije ruimte.
•
Een onjuiste montage kan leiden tot overver-
hitting en lagere prestaties.
•
Bij temperaturen hoger dan 40 °C tot 50 °C en bij
hoogtes vanaf 1000 m boven zeeniveau is
reductie noodzakelijk. Zie de Design Guide voor
de betreffende apparatuur voor meer informatie.
Afbeelding 2.1 Vrije ruimte boven en onder voor luchtkoeling
2
a
b
9
2